388
8 MAART 1974
onderwijs" een tweede kans kan worden geboden aan degenen die niet
in staat zijn geweest of de kans hebben gekregen veel onderwijs te vol
gen. Bovendien kan de open school bijdragen tot de permanente educa
tie. Overigens kan een plaatselijke overheid op dit ogenblik in de prak
tijk niet zo veel doen. Op landelijk niveau is nog veel studie nodig; zo
is binnenkort de benoeming van de innovatiecommissie te verwachten.
De wethouder heeft gisteren gezegd dat deze commissie al benoemd was
maar volgens mijn inlichtingen is dat nog niet gebeurd. Voorts verhin
deren de huidige onderwijswetten een van de grond komen van de open
school op dit ogenblik. In plaats van vrijblijvend gepraat in de raad en
de commissie van advies en bijstand voor onderwijs moet er mijns in
ziens vreugde zijn over de toezegging van de wethouder dat hij over
deze materie in Breda overleg op gang zal brengen.
In concreto zou ik willen voorstellen dat de wethouder in overwe
ging neemt of in Breda naar analogie van de landelijke situatie een bre
de studiecommissie kan worden benoemd die ztl nagaan in hoeverre op
niet al te lange termijn meer inhoud kan worden gegeven aan de open
school-gedachte met de mogelijkheden die er in Breda al zijn. Wanneer
men zijn gedachten laat gaan over de samenstelling van een dergelijke
brede studiecommissie, kan men nu reeds enkele sectoren noemen die
daarvoor in aanmerking zouden komen. Ik denk aan de avondscholenge
meenschap waar goede ideeën over de open school bestaan, die ook al
eens op papier zijn gezet. Voorts denk ik aan Volkshogeschool "De Bre
de A", die sinds kort functioneert, aan de werkende jongeren, aan de
huisvrouwenorganisaties -- huisvrouwen voelen steeds meer de behoefte
verder onderwijs te volgen --en aan het beroepsbegeleidend onderwijs
en het vormingswerk voor de werkende jongeren. Als vertegenwoordigers
van al deze sectoren bij elkaar gaan zitten en gaan nadenken over de
open school, moeten wij vooruitlopend op landelijke ontwikkelingen
initiatieven aanmoedigen, hetgeen tot heil van het onderwijs in Breda
zal kunnen strekken.
De heer GIELEN: Nog een korte opmerking over het schoolzwem
men. Ik kan mij voorstellen dat de wethouder tijdens de algemene be
schouwingen zo enthousiast heeft verteld dat er niet twee schoolinstructie-
baden zullen komen maar dat er één ruim schoolzwembad tot stand zal
komen in Princenhage-West. Het college was het er volledig mee eens
dat het zwembad in Princenhage-West gesticht moest worden en ik vind
het enigszins merkwaardig dat de wethouder nu niet kan vertellen wan
neer een en ander verwezenlijkt zal worden: of dit nog één jaar, twee
jaar of nog langer duurt.
De heer VAN OS: Ik ben tevreden met de toezegging van de wet
houder en het lijkt mij verstandig dat wij in de commissie voor onder
wijs op de kwestie van de permanente educatie en de open school terug
komen.
Wethouder BROEDERS: Met betrekking tot de regionalisering van
de schooladvies- en begeleidingsdienst meen ik dat de paritaire samen
stelling waarbij leerkrachten, ouders en bestuur vertegenwoordigd zijn
betrokken moet worden in de besprekingen van de werkgroep. Voorts
meen ik dat mevrouw Willems en ik het niet eens zullen worden over
de gymnastiekzalen.
De heer Dees heeft gezegd dat zijn fractie niet in de middenschool
gelooft, maar veel meer ziet in experimenten bij het voortgezet onder
wijs op het gebied van individualisering, afschaffing van klassen en der-