389 8 MAART 1974 gelijke. Daarbij heeft hij gezegd dat milieuachterstanden eerder zou den moeten worden weggewerkt. Met dit laatste ben ik het van harte eens: milieuachterstanden zou den inderdaad veeleer aan de basis moeten worden aangepakt. Ik geloof ook niet dat het proces waarmee wij ons bezighouden zich in enkele ja ren zal voltrekken. Hoewel evenwel de gedachte dat men fundamenteel te werk moet gaan mij sterk aanspreekt, meen ik dat experimenten die op allerlei gebieden worden ondernomen gevolgd moeten worden. De kansen en mogelijkheden zijn misschien beperkt, want met de volledige middenschoolgedachte zijn vrij veel vraagpunten verbonden die nader onderzocht moeten worden. Wij hebben slechts willen zeggen dat wij er attent op moeten zijn of door het samengaan van onderwijsinstituten op beperkt gebied ervaringen kunnen worden opgedaan die mede in de door de heer Dees bedoelde, richting gaan, zoals individualisering, het verlaten van het klasseniveau en het kennis nemen van een breed pak ket van mogelijkheden, waarvan elementen reeds in onze huidige on derwijswereld te vinden zijn. Voordat met de activiteiten wordt begon nen, moet de materie naar ik meen nader gericht worden besproken. Na gegaan moet worden of het verantwoord is het experiment te onderne men, want bij experimenten is het van belang te weten wat de inhoud van de proefneming is. Voorts dient te zijn nagegaan of er geen nade lige effecten voor de erbij betrokken kinderen kunnen optreden. Dat zijn fundamentele vragen. Met het vraagstuk van de middenschool zullen wij naar ik verwacht nog vele jaren te maken hebben. Terecht heeft de heer Dees gezegd dat de mogelijkheden van het gemeentebestuur op het gebied van de permanente educatie beperkt zijn. Door tijdnood kon ik gisteren niet diep op dit onderwerp ingaan. Zij het wellicht onder een andere naam is er naar ik meen op het gebied van de permanente educatie al heel veel gebeurd. Misschien is nog geen vol tooide vorm bereikt, want er zijn nog allerlei ontwikkelingen gaande. Ik meen mij te herinneren dat op het ogenblik ongeveer 830 personen het onderwijs op het avondcollege volgen. Er is een sterke doorstroming: de aanmeldingen per jaar liggen in de orde van grootte van 400. Ik wijs voorts op het verdwijnen van de handelsavondschool, deïm.a.v.o.-oplei ding met een deelcertificatie en de ontwikkeling in de richting van cur sussen. De heer Dees heeft gezegd dat bepaalde gedachten op papier zijn gezet en ik meen dat er inderdaad een zeer leesbare uiteenzetting van allerlei mogelijkheden is gegeven. Ik kan wel voelen voor de gedachte van de heer Dees dat een brede studiecommissie zou moeten worden in gesteld. Het lijkt mij goed eerst het terrein eens te verkennen om te be palen hoe men een en ander het doelmatigst aanpakt. Er zou een inven tarisatie gemaakt moeten worden om na te gaan bij wie tijd, gelegen heid en interesse aanwezig is voor nadere besprekingen over deze mate rie. De heer Dees heeft de streekschool genoemd en het is mij bekend dat men op het ogenblik bij de eigen organisatie grote problemen heeft, onder andere in verband met de tweede dag onderwijs voor vijftienjari gen, zodat het de vraag is of men aan het andere werk volledig mee zou kunnen doen. Ik ben graag bereid iedereen erbij te betrekken maar ik ge loof dat dat zou moeten gebeuren nadat is nagegaan wie op dit terrein werkzaam zijn. Een inventarisatie daarvan wil ik graag toezeggen. Ten aanzien van de schoolinstructiebaden bevind ik mij in een enigszins moeilijk parket. Ik heb begrepen dat wethouder Mans daar en thousiast over heeft verteld en ik meen dat ik dat enthousiasme niet zou moeten temperen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 389