392 8 MAART 1974 gevoerd, maar zij zal wel degelijk ontstaan als het rapport van de pro vinciale werkgroep aan de orde komt. Eén van de subsidiënten, de gemeenteraad van Eindhoven, besluit echter op 22 februari jl. geheel onverwacht en eenzijdig de subsidie aan Proloog per 1 september 1974 stop te zetten. Deze daad van de Eindho- vense gemeenteraad is allerwegen als een daad van onbehoorlijk bestuur gekwalificeerd, in het bijzonder door de wethouder van cultuur van Eind hoven, mevrouw De Vries. Onze fractie betreurt het ten zeerste dat de raad van Eindhoven dit besluit heeft genomen, waardoor de toneelsitua tie en in het bijzonder het vormingstoneel m Brabant hangende het on derzoek op losse schroeven is komen te staan. Daarom stellen wij de raad voor in een motie zijn afkeuring uit te spreken over het besluit van de Eindhovense raad, omdat dit in strijd is met de gemaakte afspraken tus sen de vier subsidiërende gemeenten en provinciale staten» De motie is ondertekend door alle leden van de commissie voor cultuur uit deze raad; zij luidt als volgt: "In Breda zijn wij in deze raad in 1973 actief bezig geweest met de subsidiëring van het toneel in Brabant. De besprekingen hebben ertoe geleid dat wij inzake de subsidiëring van Proloog het standpunt innamen dat deze tot 1 september 1975 kon worden voortgezet en dat de verdere plannen vanuit onze stad in deze kwestie afhankelijk zouden worden gesteld van een nader onderzoek door een provinciale commissie. Een onderzoek dat in samenspraak met de toneelgezelschappen en andere instanties zou worden uitgevoerd. De raad onderschreef in zijn vergadering van 23 juni 1973 deze voortgang van zaken. De besluitvorming in de raad van Eindhoven d. d. 22 februari jl. inzake stopzetting van de subsidiëring per 1 september 1974 moet worden betreurd op grond van de gemaakte afspraken en gezien de consequenties voor de toneelsituatie in Brabant. Op grond van het vorenstaande spreekt de raad van Breda uit: dat het eenzijdige besluit tot intrekking van de subsidie aan Pro loog door de gemeenteraad van Eindhoven betreurd wordt, omdat dit in strijd is met de gemaakte afspraken, tussen de vier subsidië rende gemeenten en provinciale staten. De raad van de gemeente Breda in vergadering bijeen op vrijdag 8 maart 1974. Voldoende ondersteund zijnde maakt de motie van mevrouw Pau- lussen mede onderwerp van beraadslaging uit. De heer VAN OS: Sterk bepalend voor de cultuur in de gemeente Breda is de nieuwe vormgeving die wordt voorgesteld in het rapport van de projectgroep voor het cultureel centrum. Kennelijk broedt het colle ge nu al maandenlang op dit rapport en ik heb het idee dat de schoen wringt op het punt van de overdracht van bevoegdheden die in het rap port wordt bepleit. In dit verband herinner ik er aan dat ik. gisteren tij dens de algemene beschouwingen heb gezegd dat een oplossing voor al lerlei problemen zeer beslist wordt gevormd door de delegatie van macht en de spreiding van bestuur die wij nu al bijna vier jaar propageren. Wij betreuren het dan ook ten zeerste, dat een beslissing in dezen zo lang op zich laat wachten» Als het college de voorstellen ongewenst acht, moet het dat ook maar meteen laten blijken. De heer KRAMER: Bij de algemene beschouwingen heeft wethouder Mans in tweede instantie in verband met de openbare bibliotheek over "extra

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 392