394
8 MAART 1974
sie heb ik duidelijk uiteengezet dat er in het college vrij veel vraagte
kens worden gezet bij de overdracht. Ik heb begrepen dat hierop in de
culturele raad en de commissie voor culturele zaken is gereageerd en
dat ook daar enkele vragen over het cultureel centrum zijn geponeerd.
Dit neemt niet weg dat wij inderdaad tot besluitvorming op dit punt moe
ten komen. Aan mevrouw Paulussen heb ik al toegezegd dat tot besluit
vorming zal worden overgegaan.
De heer Kramer heeft over de bibliotheek gesproken. Ik heb hem
al in twee termijnen beantwoord door te stellen dat extra aandacht inder
daad nodig is. De heer Kramer zal begrijpen dat ik op dit ogenblik geen
garanties kan geven, maar ik kan in ieder geval wel extra aandacht toe
zeggen.
Hierna wordt de discussie gesloten.
De motie van mevrouw Paulussen wordt vervolgens zonder hoofde
lijke stemming aangenomen,
6r. Hoofdstuk IX; sociale zorg en maatschappelijk werk.
De heer JANSEN: Wij hebben waardering voor het vele goede dat
geschiedt ten behoeve van de bejaarden in onze stad. Toch willen wij
onze bezorgdheid betuigen over gesignaleerde beknotting van de priva
cy van de ouder wordende mens in de bejaardentehuizen. Sporadisch
worden klachten geuit, terwijl bekend is dat hier ter stede zelfs in eni
ge tehuizen bijvoorbeeld vogeltjes in een kooitje -- vaak het laatste dat
deze mensen nog hebben -- worden geweerd. In dit verband zouden wij
willen vragen of in de commissie gesproken kan worden over de moge
lijkheid dat de met de controle belaste instanties nagaan of het beleid
en de verzorging en in het bijzonder de privacy van de bejaarden in de
Bredase bejaardentehuizen en verpleeginrichtingen voldoen aan de nor
maal te stellen eisen, zodat wij naar aanleiding van de komende twee
de nota inzake de bejaardenhuisvesting hier dieper op kunnen ingaan.
Mevrouw PAULUSSEN: Bij de algemene beschouwingen is van de
kant van de C.D. A. - en de V. V.D. -fractie gepleit voor coördinatie,
integratie en samenwerking op het gebied van de maatschappelijke dienst
verlening en de gezondheidszorg. Namens de PAK-fractie heb ik daaraan
diverse malen aandacht besteed. Een en ander heeft geleid tot het aanne
men van een motie in november 1972, waarin de raad vaststelde dat het
zoeken naar nieuwe structuren voor samenwerking en hulpverlening moest
worden bevorderd door het ontwikkelen van nieuwe vormen van hulpver
lening die systematisch aangepakt en begeleid zouden moeten worden.
Een jaar later, in februari 1973, is aan het opbouworgaan opgedragen
een structuur te zoeken voor een "ontwikkelingsfunctie". De materie
is naar ik meen bekend maar in de vragen van de zojuist door mij ge
noemde fracties klinkt daar niets van door. Ook in het antwoord van de
wethouder blijkt van dit alles niets en dat verbaast mij sterk. Ik vraag
mij dan ook af of de wethouder en de andere raadsfracties er werkelijk
achter staan.
Tot slot zou ik de vraag willen stellen op welke termijn wij naar
de mening van de wethouder het interimrapport dat al in juli 1973 zou
uitkomen tegemoet kunnen zien.
Wethouder DE RAAFF: De heer Jansen is bezorgd over de beknot
ting van de privacy van de bewoners van bejaardentehuizen. Ik meen