422 14 MAART 1974 me op de afdeling stedebouw, de verkeersafdeling en de afdeling open bare werken, Ook mag vermeld worden dat het bijzonder plezierig is dat wij, gaandeweg de uitvoering van het project Grote Markt, de steun van een begeleidingscommissie hebben gehad waarin werkelijk iedereen zitting had die iets te maken heeft gehad met de plannen voor de Grote Markt, Het is bijzonder plezierig dat wij in die begeleidingscommissie tot een unanieme standpuntbepaling zijn gekomen. Iedereen die iets met de Grote Markt te maken heeft, heeft zich in dit voorstel kunnen vinden. De heren Van Duijl, Von Schmid, Crul en Sandberg hebben daar bijzonder positief op gereageerd. De heer Von Schmid heeft iets gezegd over een paard dat onthuld gaat worden. Het heet niet voor niets de Vee marktstraat en ik mag hem dan ook vertellen dat op de bewuste dag niet alleen een paard maar ook nog een hangbuikzwijn onthuld zal worden. Misschien kan dit ter completering van de informatie van de kant van het college dienen. De heer Van Os heeft met name de pagina's 29 en 30 van het rap port goed gelezen en ziet in zijn idee een tegenstelling tussen hetgeen staat onder Bestrating en hetgeen staat onder Groenvoorziening. Nu kun nen wij daar uren over praten, maar als wij er van uitgaan dat de Grote Markt -- niet om er afbreuk aan te doen -- niet meer is dan een zeer sterk verbrede straat, dan meen ik dat het ons, wanneer wij er toch een soort plein-idee aan willen geven, niet zal ontsieren wanneer wij de breedtewerking van de verbrede straat door een esthetisch-technische in greep wat meer in de pleinrichting ombuigen. Dan komen wij tot de stelling die onder het hoofd Bestrating is genoemd, hetgeen naar mijn smaak logisch is. Het rijmt naar mijn smaak met elkaar dat men een onderdeel van zo'n plein een stuk geborgenheid wil geven door heiplan ten van bomen, Zou men het één doen en het ander laten dan meen ik dat men een wat onvolkomen geheel krijgt, maar nogmaals, ik wil dit geen absolute stelling noemen. Wij zouden hier nog uren over kunnen praten, maar bij mij komt het als enigszins logisch over hetgeen voor u overigens geen maatstaf behoeft te zijn. De heer Van Os spreekt ook over deskundige beeldende kunstenaars die zouden moeten adviseren bij de reconstructie van de Grote Markt. Als wij praten over de betegeling, de bestrating van de Grote Markt en als wij zeggen dat daar een bepaalde filosofie achter zit, dan meen ik dat wij de mensen van de dienst openbare werken, afdeling stedebouw, niet direct omgekeerd mogen klassificeren in de categorie van steriele, a-cul turele en niet door cultuur bevruchte lieden. Ik meen dat daar toch wel een stuk kunstzinnigheid aanwezig is die qua deskundigheid kan staan ach ter heigeen nier wordt beweerd. Dan heb ik niet direct behoefte aan beel dende kunstenaars, want de bedoelde kunstzinnigheid is bij openbare wer ken binnen de afdeling ruimschoots aanwezig. Voor de bromfietsenstalling zullen wij een oplossing moeten vin den in een pand, dat daarvoor gereed gemaakt moet worden. Het zou misschien wel goed zijn als op den duur de oude fietsenstalling in de bin nenstad zou terugkeren. Er is er nog één in de Torenstraat, maar dichter in de buurt van de Markt en de binnenstad wordt een ruimte gecreëerd om fietsen en met name bromfietsen in onder te brengen. Ik. vind dat de stedebouwkundige adviesraad enigszins merkwaardig heeft geopereerd. De opmerking van de heer Crul slaat daarop» De ste debouwkundige adviesraad is vanaf 1973 bij het geheel betrokken geweest en wil nu wachten tot het binnenstadsplan klaar is. Ik geloof dat wij de stedebouwkundige adviesraad en u uitdrukkelijk hebben doen weten dat het binnenstadsplan hiermee niet gefrustreerd en doorkruist wordt en ik meen dat de heer Crul dat ook onderschrijft. Anderzijds doet het mij wat merkwaardig aan dat in de begeleidingscommissie de voorzitter en de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 422