14 MAART 1974 427 makelaardij in Breda en van verschillende neringdoenden, als men op die manier een gevestigde gezonde structuur wil doorkruisen getuigt dat naar mijn smaak van een slecht Bredanaarschap in die categorie. Het moet mij van het hart dat dit een bijzonder nare kwestie is en dat ik blij ben dat de heer Jansen mij door zijn vraag in staat stelt u dit te ver tellen. Ik doe namens het college met klem een beroep op u om deze bepaling vanavond goed te keuren. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van bur gemeester en wethouders besloten, 23. bijlage nr. 87 VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TEN AANZIEN VAN DE 4e BEGROTINGSWIJZIGING 1974 VAN HET INDUSTRIE- EN HAVENSCHAP MOERDIJK. 24. bijlage nr. 88 VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TEN AANZIEN VAN DE 5e BEGROTINGSWIJZIGING 1974 VAN HET INDUSTRIE- EN HAVENSCHAP MOERDIJK. 25. bijlage nr. 89 VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT BESCHIK KING OVER EEN DEEL VAN DE SALDI-RESERVE IN VERBAND MET CORRECTIES OP DE WINSTUITKERINGEN 1970 EN 1971 VAN HET ENERGIE- EN WATERBEDRIJF. 26. bijlage nr. 90 VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET AAN GAAN VAN EEN REKENING-COURANT OVEREENKOMST MET DE STICHTING STEDELIJK MUSEUM VOOR GESCHIEDENIS EN OUD HEIDKUNDE BREDA TE BREDA. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt achter eenvolgens conform deze voorstellen van burgemeester en wethouders be sloten. 27. bijlage nr, 91 VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT BENOE MING VAN EEN LID C.Q. PLAATSVERVANGEND LID VAN EEN AANTAL COMMISSIES. De heer VAN DUIJL: Ik stel voor al deze vacatures de heer Eissens kandidaat. De VOORZITTER: Als niemand er bezwaar tegen heeft is de heer Eissens benoemd als lid van de commissie culturele zaken, terwijl hij als plaatsvervangend lid van de commissie jeugd, sport en recreatie en van de commissie onderwijs zal fungeren. Ik neem aan dat hij zijn be noeming aanvaardt. De heer EISSENS: Ik aanvaard mijn benoeming. Aldus wordt besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 427