445 18 APRIL 1974 De heer VAN DUIJL: Het C. D.A. heeft wel enige moeite met de verklaring die de heer Crul namens de PAK-fracties heeft af gelegd. In de eerste plaats wordt hierin volledig voorbijgegaan aan de afspraken die de gezamenlijke fracties in deze raad in 1970 hebben gemaakt en het overleg dat -- in het bijzonder over de samenstelling van het college -- destijds is gepleegd. Wij betreu ren het dan ook dat het PAK, nadat de verklaring reeds in de pers wereldkundig was gemaakt, achteraf, zoals in punt 4 van de bege leidende brief staat, bereid was nadere informatie te verstrekken. Het aftreden van wethouder Mans is ook een zaak van de raad. De heer Crul stelt zonder meer dat het college in de resterende maanden met vier man de zware kar moet trekken. Tegen de achtergrond van de beslissingen ten aanzien van de begroting voor 1975 die de raad nog zal moeten nemen zouden wij het zeer op prijs stellen de mening van het college over de ont stane situatie te vernemen. Naast de hiervoor vermelde kritiek kunnen wij wel begrip op brengen voor het standpunt van het PAK dat het uitermate moeilijk is de opengevallen plaats voor de komende maanden te bezetten. Overigens vinden wij de opvatting dat het overgebleven college een "rompcollege" is wel enigszins overdreven. Met alle respect voor het werk dat wethouder Mans in het collegeteam heeft ver richt zijn wij toch van mening dat van het college wel iets meer zal overblijven dan alleen de romp. Deze opvatting is wat over dreven, tenzij het PAK van mening is dat de heer Mans zowel het hoofd als de armen en benen van het college vormde. Zojuist hebben wij de brief waarin de neer Mans mededeelt dat hij ontslag neemt op onze tafel gevonden, maar noch in de verklaring van het PAK, noch in het schrijven van de heer Mans is ons medegedeeld of de heer Mans lid van deze raad blijft. Hij is immers ook als wethouder lid van de raad. Ook op deze vraag zou ik graag een antwoord willen hebben. De heer DEES: Ik heb begrepen dat wij op het ogenblik over een niet geagendeerd punt spreken; op grond van het verloop van de discussie neem ik aan dat dit mogelijk is. Overigens hoop ik dat de ze gang van zaken geen precedent zal vormen. Ook wij willen graag iets zeggen over de brief van wethouder Mans en de verklaring die de heer Crul namens het PAK heeft af gelegd. Wij betreuren het vertrek van de heer Mans, hoewel wij uiteraard de overwegingen die aan zijn besluit ten grondslag heb ben gelegen respecteren. Overigens kennen wij zijn overwegingen, die van persoonlijke aard zijn, niet; zij zijn in zijn brief niet ver meld. Hoewel wij met de heer Mans geregeld in de clinch heb ben gelegen ten aanzien van enkele onderwerpen die tot zijn werk terrein behoren -- ik denk aan het cultuurbeleid en de subsidiëring van het betaald voetbal hebben wij hem als wethouder ervaren als een loyaal lid van het college, als iemand die bepaald gezon dere opvattingen over het functioneren van het bestuur van de stad heeft dan vele van zijn partijgenoten en als een wethouder die openstaat -- dat is van groot belang -- voor de opvattingen die in de afgelopen tijd in de raad tot uiting zijn gekomen. Daarvoor willen wij onze waardering uitspreken en wij wensen de heer Mans veel succes in zijn nieuwe functie.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 445