18 APRIL 1974 446 Hoewel wij door een publikatie in het dagblad De Stem al enige weken geleden op de hoogte werden gesteld -- in Breda langzamerhand een nogal gebruikelijke gang van zaken van het vertrek van wethouder Mans, hebben wij daarvan pas van avond een officiële bevestiging ontvangen. Dit betreuren wij om allerlei redenen, In de eerste plaats zijn wij van mening dat de gemeenteraad terstond en niet eerst na enige weken had moeten worden ingelicht. In de tweede plaats hebben wij nu door deze onjuiste procedure moeten constateren dat de meningsvorming over de eventuele opvolging zich voornamelijk via de pers heeft afge speeld. De verklaring van de PAK-fractie over de opvolging was eerder in ons bezit aan de ontslagbrief van de heer Mans: een vrij merkwaardige situatie. In De Stem van 13 april moesten wij lezen dat de loco-burgemeester, de heer Broeders, de uitgangspunten die leiden tot de opvatting van het PAK dat in de vacature niet moet worden voorzien volledig zou kunnen onderschrijven. Aan deze gang van zaken hebben wij ons zeer gestoord. Naar onze mening had primair het vertrek van wethouder Mans aan de raad moeten worden medegedeeld en had vervolgens in open over leg en in overeenstemming met de geest van het lijsttrekkersberaad van 1970 over de opvolging moeten worden gesproken. Hiermee kom ik meteen op de zaak zelf. Mijns inziens is het onvermijdelijk het karakter van het hui dige college in de beraadslagingen te betrekken. Het kan niet duidelijk genoeg worden gezegd dat dit college een afspiegelings college is; in het lijsttrekkersberaad van 1970 heeft men daarvoor bewust gekozen. De raad heeft op 18 oktober 1970 de zetelverde ling 3-1-1 voor het af^iegelingscollege gesanctioneerd. Op grond van deze theorie over het afspiegelingscollege en op grond van de afspraken die in 1970 aan het begin van de vierjarenrit zijn ge maakt zou het alleszins juist zijn in de ontstane vacature te voor zien. Wanneer de PAK-fractie dan ook een geschikte kandidaat uit haar kring zou presenteren, zou deze naar onze opvatting in beginsel onze steun moeten krijgen. Wat zien wij echter gebeuren? Voordat wij de kans krijgen dit standpunt te formuleren en in dis cussie te brengen, is van de kant van de PAK-fractie al te kennen ge geven dat vooral op grond van praktische overwegingen niet in vaca ture moet worden voorzien. Het is interessant op te merken dat de PAK-fractie in haar verklaring mededeelt dat vooral praktische over wegingen aan haar standpunt ten grondslag liggen. Er wordt niet gesprotten over uitsluitend praktiscne overwegingen. Ik zou de heer Crul dan ook willen vragen welke andere dan praktische overwe gingen bij de besluitvorming van zijn fractie zijn betrokken. Is nier een relatie, zo vraag ik aan de heer Crul, met de opvat tingen van de PAK-fractie over het afspiegelingscollege? Moet in dit verband ook worden gedacht aan het verkiézingsstandpunt van het PAK dat in het college samenwerking met de V. V. D. -- vol gens De Stem hebben wij in het college een uitstekende wethouder-- uitgesloten is? Wat zou de opvatting van de PAK-fractie zijn geweest als de vacature-Mans eerder zou zijn ontstaan? In dit verband denk ik aan januari of aan september 1973, Nu zien wij dat de PAK-fractie zich onttrekt aan haar bestuur lijke verplichtingen, die zij in 1970 op zich heeft genomen, vooral uit praktische overwegingen. Deze praktische overwegingen komen evenwel in een ander licht te staan wanneer de eventuele kandidaat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 446