452
18 APRIL 1974
De heer VAN DUIJL: Ik meen dat ik nog aan het woord ben.
Dit verschil van inzicht blijft dus bestaan. Gehoord de mede
delingen van u» mijnheer de voorzitter» over de mogelijkheden
voor de verdere samenstelling van het college zijn wij van me
ning dat deze kwestie vanavond kan worden afgehandeld, even
tueel door toevoeging van een punt aan de agenda.
De heer DEES: Ook onzerzijds zal het op prijs worden gesteld
als vanavond nog een besluit wordt genomen. Wij hebben evenwel
niet begrepen waarom het college naar aanleiding van de brief van
de heer Mans niet een agendapunt "verkiezing van een wethouder"
aan de orde heeft gesteld, evenals in voorgaande jaren in soort
gelijke gevallen is gebeurd.
De heer Crul doet op het ogenblik zeer vriendelijk: hij zou
toch overleg hebben aangeboden en het besluit van wethouder Mans
zou tijdig aan de fracties zijn medegedeeld. In dit verband zou ik
willen opmerken dat overleg met een fractie die haar standpunt al
heeft bepaald weinig zin meer heeft, aangezien dan niet meer kan
worden gesproken van open overleg zoals aan de samenstelling van
het college in 1970 ten grondslag neeft gelegen. De motieven van de
heer Crul voor het niet voorzien in de ontstane vacature spreken ons
niet geheel aan. Over praktische motieven kan men discussiëren.
Op motieven van persoonlijke aard wil ik niet ingaan, maar het
moet duidelijk zijn dat de verschillende fracties zich politiek in een
afspiegelingscollege moeten kunnen herkennen. De besluitvorming in
een college van b. en w, heeft toch betrekking op wezenlijke dingen;
in de nog resterende zittingsperiode is mijns inziens niet eens het Be
langrijkste aspect dat een wethouder zich moet kunnen inwerken.
Primair is dat een belangrijke fractie in deze raad -- en dat is de
PAK-fractie -- zich in het collegebeleid moet kunnen herkennen
en in het college verantwoordelijkheid moet kunnen dragen. Dit is
naar ik meen in vier maanden mogelijk, zeker wanneer de belang
rijke beslissingen moeten worden genomen die ik in eerste termijn
heb genoemd.
Het uitzicht van een eventuele PAK-wethouder op niet-continuering
van zijn wethouderschap na de verkiezingen komt naar ik meen vol
ledig voor rekening van de PAK-fractie. Mijn fractie is evenals in
1970 bereid na de verkiezingen in open overleg met alle fracties te
bepalen welke wethoudersverdeling zal worden gekozen. In dit ver
band is het duidelijk dat wethouders die een duidelijke en verantwoorde
bijdrage tot het bestuur van onze stad hebben geleverd in beginsel
steeds in aanmerking komen voor voortzetting van hun wethouder
schap, Opmerkelijk was de opmerking van de heer Crul dat de op
stelling van de PAK-fractie ten opzichte van dit college dezelfde
blijft. Wij moeten vaststellen dat de heer Crul ook het nu ontstane
college als een afspiegelingscollege blijft beschouwen.
De heer VAN BANNING: Aan dit alles heb ik niet veel meer
toe te voegen, maar het is mij onbekend wat het besluit zal zijn.
Zojuist hebt u, mijnheer de voorzitter, gezegd dat het mogelijk is
de werkzaamheden met vier wethouders voort te zetten totdat een
nieuw college optreedt. U hebt daarbij speciaal gewezen op de tech
nische mogelijkheid om met vier, vijf of zes wethouders te werken.
Als het uw bedoeling is de te nemen beslissing vanavond aan de
orde te stellen, meen ik dat het correct zou zijn dat het college