18 APRIL 1974 454 De heer FROGER: Ik vraag mij af of de vermelding van de datum 4 mei in het besluit niet op een vergissing berust. Moet niet op grond van artikel 90 worden gesproken van "binnen veer tien dagen na het openvallen van de plaats"? De VOORZITTER: Dat geldt als men met opvolging te maken heeft. De heer Mans heeft ontslag gevraagd met ingang van 4 mei en de raad kan besluiten reeds met ingang van 4 mei te volstaan met vier wethouders. Wij kunnen niet besluiten dat wij al eerder -- bijvoorbeeld vanaf vandaag -- met vier wethouders volstaan, doch dit is wel mogelijk met ingang van de datum waarop de heer Mans ontslag krijgt. De heer VAN DER WERFF: Als wethouder, niet als lid van de raad! De VOORZITTER: Wij spreken niet over het lidmaatschap van de raad. Ais de heer Mans in Breda blijft wonen, kan hij lid van de raad blijven tot het eind van de zittingsperiode. Deze kwestie zal overigens aan het raadslid Mans zelf moeten worden overgelaten. De heer VON SCFIMID: Naar aanleiding van het zojuist gefor muleerde ontwerp-besluit kan ik niet anders zeggen dan dat ae raad, gezien de opstelling van de PAK-fractie, de destijds gemaakte af spraken en de noodzaak dat het college van b. en w. een afspie gelingscollege is, vanavond dient te besluiten met vier wethouders te volstaan, mits het overblijvende college daartoe bereid is, het geen blijkens mededelingen van de loco-burgemeester het geval is. Om de zojuist genoemde redenen steun ik dan ook het voorstel. Groot bezwaar heb ik tegen de uitdrukking "rompcollege". Naar ik meen moeten wij vaststellen dat het college dat de werkzaam heden voortzet door bepaalde omstandigheden gehandicapt is, maar de term "rompcollege" wijs ik in dit verband volkomen af. Ook tegenover de bewoners van Breda lijkt het mij niet juist dat de in druk wordt gewekt dat vanavond wordt besloten met een kreupel college verder te gaan omdat één wethouder -- hoe verdienstelijk zijn activiteiten ook zijn geweest -- vertrekt. De heer VAN DUIJL: Gehoord de verklaring van het college en rekening houdend met in 1970 gemaakte afspraken, gaat de C. D. A.-fractie akkoord met voortzetting van de werkzaamheden door een college met vier wethouders. Wij achten het mogelijk dat het overblijvende college als volledig college en niet als rompcollege opereert. De heer DEES: Ik wil een korte stemverklaring afleggen. Hoe wel wij vinden dat de PAK-fractie zich onttrekt aan haar bestuur lijke verantwoordelijkheden, dat het ter tafel liggende besluit in strijd is met de uitkomsten van het lijsttrekkersberaad van 1970 en dat de heer Crul geen antwoord heeft gegeven op de vraag wat er had moeten gebeuren wanneer de vacature-Mans eerder was ont staan of wanneer er in plaats van vijf vier wethouders zouden zijn geweest, zit er voor ons niets anders op dan het voorgestelde be sluit te steunen, aangezien de PAK-fractie ruim van tevoren heeft medegedeeld dat zij niet bereid is in de vacature te voorzien.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 454