459 18 APRIL 1974 groot aantal groeperingen uit Breda-Noord en de rest van de stad die zich met problemen van de wijk Hoge Vucht hebben beziggehouden maar die tijdens de besprekingen over de randbebouwing geheel buiten spel hebben gestaan. Ik neem de raad even mee terug in de geschiedenis, namelijk naar de hearing die op 1 april 1971 is gehouden naar aanleiding van een wij ziging in het bestemmingsplan voor dit gebied. Bij deze gelegenheid wer den onder meer de afspraken gemaakt dat de bouw van de 228 woningen doorgang zou vinden -- deze woningen zijn inmiddels voltooid dat omtrent de hoogte van de flatgebouwen aan de Roeselarestraat en deZand- hovenstraat een nadere studie op touw zou worden gezet waarbij ook de opbouwraad Breda-Noord zou worden betrokken en tenslotte dat de flat gebouwen aan de Groenedijk nog volkomen ter discussie zouden staan. Inderdaad hebben enkele personen, onder andere leden van de werk groep Huisvesting indertijd geprobeerd een gesprek over de randbebouwing van de grond te krijgen, maar de plannen werden al spoedig als econo misch niet te verwezenlijken afgewezen. Sindsdien heeft nog wel door mid del van rapporten en tegenrapporten overleg plaatsgevonden, waarbij ech ter geen werkelijke discussie over leven en wonen in de Hoge Vucht is ont staan zoals in de motie-America werd voorgesteld, hoewel daarover in de rapporten enkele opmerkingen worden gemaakt. Intussen heeft het hoofd stuk "randbebouwing" een volkomen eigen leven geleid. Dit kon ook moei lijk anders, aangezien alle plannen voor dit gebied beginnen en eindigen bij het contract met Wilma. Daartussendoor hebben zich enkele ontwikkelingen voorgedaan. Zee- brechts achtte de particuliere bouw in 1970 niet meer goed mogelijk, zo dat het contract tijdelijk werd gewijzigd. Er werd overgeschakeld op wo- ningwetbouw. Er verscheen een rapport van de sociografische dienst, waar op werd ingespeeld door een ander soort belanghebbende dan b. en w. bedoelen. Er kwam een motie-America die de eenzijdige bevolking van de Hoge Vucht aan de kaak stelde. Voorts ontstond er nogal wat publici teit, werd een brief van de directeur-generaal over leegstand ontvangen en kwam er een antwoord van de woningbouwverenigingen, die te ken nen gaven dat zij niet meer wilden deelnemen aan hoogbouw in de Ho ge Vucht. Ook hield de heer America een interpellatie. Nu komt er dan een nieuw plan uit de bus, dat door werkelijke belanghebbenden is op gezet. Ondanks alle gehannes met de plannen is één ding duidelijk, name lijk dat werkelijke inspraak en werkelijk luisteren naar degenen die bij de besluitvorming van het college betrokken hadden moeten zijn nooit een rol hebben gespeeld. De motivering voor de voltooiing was ook steeds anders: versterking van het winkelcentrum, oplossing van de woningnood, zorg voor kleine gezinnen en bejaarden, werkgelegenheid. Het is onseven wel duidelijk dat de plannen slechts van één aspect afhankelijk zijn, na melijk de economische haalbaarheid en vooral de contractuele verplich tingen ten opzichte van Wilma. Deze mening heb ik al op 18 oktober bij de behandeling van de interpellatie-America gegeven. Bovendien heb ik toen een zevental concrete vragen gesteld die betrekking hadden op de contractuele verhoudingen en de financiële gevolgen daarvan, Op deze vragen heb ik helaas tot nu toe nog steeds geen antwoord mogen ontvan gen. Wij achten uitvoerige informatie over alles wat met de contractue le verplichtingen te maken heeft uiterst noodzakelijk en ik nodig het col lege dan ook hierbij uit in de eerstkomende vergadering van de commis sie voor openbare werken antwoord te geven op de vragen die ik op 18 oktober heb gesteld en alle verdere informatie op tafel te leggen. Tenslotte wil ik nog enkele korte opmerkingen over het voorstel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 459