18 APRIL 1974
460
maken. Het is voor ons duidelijk dat het toch met een zeker genoegen
in de raad binnengehaalde projectteam bij de randbebouwing geen func
tie van enige betekenis zal kunnen vervullen, hoeveel mooie woorden
er ook in het kader van participatie door de bevolking aan zijn gewijd
en misschien nog zullen worden gewijd.
Met betrekking tot het plan voor de "torens" aan de Roeselarestraat
merk ik op dat wij in aansluiting op onze eerdere besluiten -- in het bij
zonder het niet-onderschrijven van de beleidsvoornemens in de Hoge Vucht -
nota -- tegen dit project zijn, aangezien wij van mening zijn dat er in
de Hoge Vucht geen hoogbouw meer moet worden gepleegd. Recente pu-
blikaties zoals het rapport van de gezondheidsraad ondersteunen ons inde-
ze opvatting. Tegen het plan op zichzelf hebben wij eveneens bezwaren.
Wij achten één kamer voor een bejaarde onaanvaardbaar, zeker wanneer
er verder in het geheel geen voorzieningen in een gebouw zijn. In tegen
stelling tot, de heer Van Caulil meen ik dat een bejaarde die nog behoef
te heeft aan wonen op eigen kracht moet beschikken over voorzieningen
waarmee hij aan zijn leven inhoud kan geven. In dit verband denk ik
aan allerlei liefhebberijen van oudere mensen, zoals het houden van dui
ven of andere dieren, tuinieren en knutselen. Van dergelijke activiteiten
die aan het leven van een bejaarde mens nog inhoud geven blijft deze
verstoken als hij straks op zijn eenkamerwoning tien hoog in de lucht zweeft.
Ik ben van mening dat dit de schraalste wijze van oud worden is die wij
onze bewoners kunnen aanbieden, ondanks alle moderne comfort dat wordt
geboden.
Over de overige passages van het voorstel wil ik thans geen opmer
kingen maken; daarover zullen wij onze mening geven als de erop betrek
king hebbende concrete voorstellen aan de orde komen.
Mevrouw WIL.LEMS-VAN DOORN: Tijdens de extra raadsvergadering
over de Hoge Vucht op 28 februari heeft de heer Crul gezegd dat de meer
derheid van de PAK-fractie de verdere bouw van flatgebouwen in de Hoge
Vucht afwijst. Bij eerdere gelegenheden in deze raad hebben wij een soort
gelijk geluid laten horen. De stem van de heer Crul, de heer Mensen en
mijzelf tegen het voorstel zal dan ook voor niemand een verrassing zijn.
Het lijkt mij niet nodig zeer uitgebreid stil te staan bij de argumentatie.
In de eerste plaats heeft mevrouw van Nes onze argumenten al gedeelte
lijk verwoord en in de tweede plaats mogen zij langzamerhand wel be
kend worden verondersteld. Ik wil daarom onze argumentatie in het kort
weergeven.
Op de eerste plaats is de aanvaardbare verhouding tussen hoogbouw
en laagbouw in de Hoge Vucht al verstoord. Er is al een te grote opeen
hoping van hoogbouw in de Hoge Vucht, met alle gevolgen van dien. Op
de tweede plaats wijs ik er op dat de eenzijdigheid van de sociale bevol
kingsopbouw in de Hoge Vucht door de bouw van deze flats alleen maar
zal worden versterkt, hetgeen in de toekomst op allerlei terreinen conse
quenties zal hebben, zoals al vele malen is aangevoerd. Als de sociale
woningbouw veiliggesteld moet worden -- dat is een zeer respectabel
streven dan zien wij dit gaarne gebeuren in andere wijken van Breda.
In de Hoge Vucht moet een halt worden toegeroepen aan de concentra
tie van woningen in de woningwetsector.
Op de derde plaats hebben de bewoners van de Hoge Vucht en de
daar aanwezige groeperingen dringend verzocht alle flatbouw op te schor
ten totdat de door hen noodzakelijk geachte herbezinning op het bestem
mingsplan heeft plaatsgevonden.
Deze drie argumenten waren reeds bekend; thans komen er nog twee
nieuwe argumenten bij. Op de eerste plaats noem ik de inspraak, waarop