474
18 APRIL 1974
De heer FROGER: Of ze hebben nooit antwoord gekregen.'
Wethouder MANS; Dat is ook mogelijk.'
Alle gemaakte opmerkingen snijden naar ik meen hout. Het ter
tafel liggende stuk is eigenlijk een naar voorstel, omdat men moet con
stateren dat er fouten zijn gemaakt. Zonder na te kaarten over wat er
in het verleden is gebeurd wil ik er op wijzen dat het college met deze
situatie is geconfronteerd en na werkelijk rijp beraad heeft besloten de
raad het onderhavige voorstel te doen. Er is reeds op gewezen dat inmid
dels bij het jeugd- en jongerencentrum een nieuw bestuur is gaan optre
den. Met het nieuwe bestuur hebben wij duidelijk afgesproken dat wij
op geen enkele manier van plan zijn een dergelijke gang van zaken ooit
nog eens te accepteren. Waterdichte garanties daarvoor hebben wij niet.
Overigens hebben wij het bestuur te verstaan gegeven dat het, als een
dergelijke gang van zaken zich nog eens zou voordoen, zelf voor de con
sequenties zal moeten opdraaien. Ik dank u.
De heer DEES; Ik heb enkele concrete vragen gesteld, waarvan ik
beantwoording in eerste termijn op prijs zou stellen.
Wethouder MANS; Ik heb al gezegd dat alle opmerkingen een kern
van waarheid bevatten; dit geldt ook voor de opmerking van de heer Dees
over het vangen van de kabeljauw. Hij zal zijn kabeljauw binnenhalen;
zekerheid daarover bestaat niet, maar uit de eerste oriëntatie is gebleken
dat het rijk het van belang acht dat een sluitende exploitatie bestaat.
Als er bij voorbaat een tekort bestaat, zou dit problemen kunnen opleve
ren. Meer moet men niet achter de desbetreffende opmerking in het voor
stel zoeken.
De heer DEES; Dat was één van de drie vragen.
Wethouder MANS; Ik heb begrepen dat u alleen een vraag over de
"kabeljauw" hebt gesteld.
De heer DEES; Ik wil mijn vragen nog wel eens herhalen.
De VOORZITTER: Wilt u dat in eerste instantie of in tweede instan
tie doen?
De heer DEES: Ik wil het in tweede instantie doen, mits ik ook in
tweede instantie een antwoord van wethouder Mans krijg.
Wethouder MANS: Ik kan niet garanderen dat ik in staat ben uw
vragen te beantwoorden.
De VOORZITTER: Zullen wij het proberen? Het woord is aan de
heer Dees.
De heer DEES: Mijn vragen luidden als volgt. Zijn de begroting en
de rekeningen van de jaren 1969 en 1970 door het college van b. en w.
goedgekeurd? Is overwogen ter wegwerking van het geactiveerde nadeli
ge saldo de retributies bij het jeugd- en jongerencentrum te verhogen,
eventueel uitgesmeerd over een groot aantal jaren?
De heer EISSENS: Ik heb de wethouder gevraagd welke maatrege
len zijn getroffen. Het huidige bestuur zal vermoedelijk, evenals het
vorige, zijn best doen om tekorten te voorkomen. Bij het huidige bestuur
heeft men geen enkele garantie meer dan bij het vorige. Wanneer bij
voorbeeld na één jaar blijkt dat men geen maatregelen heeft genomen