475
18 APRIL 1974
om ook in de toekomst van een goede exploitatie verzekerd te zijn, lijkt
het mij wenselijk de subsidie in te trekken of soortgelijke maatregelen
te nemen. In ieder geval moet er meer gebeuren dan alleen het vaststel
len dat het bestuur te kennen heeft gegeven ervoor te zullen zorgen dat
er geen tekort ontstaat.
De heer NIHOT: Ik heb duidelijk gevraagd of er voor de toekomst
maatregelen kunnen worden getroffen, zodat men van tevoren weet waar
men zich aan heeft te houden. Dat geldt niet alleen voor het jeugd- en
jongerencentrum maar in het algemeen. In dit verband verwijs ik naar
de gang van zaken ten aanzien van het vorige agendapunt, dat betrekking
had op het gemeenschapshuis aan de Ceresstraat. Men moet goed weten
wat men gaat doen en men moet van tevoren goed zijn ingelicht, zodat
men niet achteraf om gemeenschapsgelden kan vragen.
Wethouder MANS; Allereerst wil ik ingaan op de vragen van de heer
Dees, met verontschuldiging voor het feit dat ik deze niet in eerste ter
mijn heb beantwoord. Ik moet veronderstellen dat de door hem genoem
de begrotingen zijn goedgekeurd. Met betrekking tot de rekeningen kan
ik op dit ogenblik geen bevestigend of ontkennend antwoord geven. Gaar
ne wil ik nazoeken wat er ten aanzien van de periode 1968/1969/1970
precies is gebeurd.
De heer DEES; Wanneer?
Wethouder MANS; L5ten nazoeken.'
Uit het voorstel kan worden afgeleid dat wij een verhoging van de
retributies niet hebben overwogen. Men zou deze maatregel kunnen ne
men, maar daaraan is het risico verbonden dat het jeugd- en jongeren
centrum, als de verhoging verkeerd aanslaat, vanuit eigen middelen met
een beperking van de activiteiten geconfronteerd zou kunnen worden.Aan-
gezien sinds 1971 -- dit is dan tevens een antwoord aan de heer Eissens --
het jeugd- en jongerencentrum voldoet aan de voorwaarden die wij stel
len, hebben wij gemeend niet tot de bedoelde maatregel te moeten over
gaan.
De heer Nihot heeft gevraagd of men nu ook goed op de hoogte is.
In eerste instantie heb ik de heer Nihot er naar ik meen op gewezen dat
wij het bestuur duidelijk hebben ingelicht.
De heer NIHOT: Niet alleen dit bestuur, mijn vraag was bedoeld
in het algemeen.'
Wethouder MANS: U hebt er volkomen gelijk in dat deze proble
matiek voor elke subsidieregeling geldt. Elke subsidieregeling draagt na
tuurlijk het risico in zich dat hetgeen aanvankelijk in de begroting is voor
gesteld wordt overschreden. Men weet dat dit niet geoorloofd is, zonder
dat er vooraf toestemming aan het college is gevraagd. Het is een onple
zierige gang van zaken dat dit in enkele gevallen toch zonder toestem
ming gebeurt. In dergelijke gevallen kan men niet anders doen dan de
gebeurtenissen in aparte besluiten hetzij sanctioneren, hetzij afwijzen.
De heer DEES: Graag wil ik een stemverklaring afleggen. Wij blij
ven grote bezwaren tegen dit voorstel houden, maar omdat wij in de eerste
plaats de voortgang van het werk van het jeugd- en jongerencentrum niet
willen belemmeren en in de tweede plaats het uitzicht op een eventuele
rijkssubsidie niet willen minimaliseren, zullen wij, zij het piet tegen-