479 18 APRIL 1974 hoewel ik erken dat er wel enige indicaties zijn. Het zal gewenst zijn bijzonder zorg te dragen voor een goede kredietbewaking; in dit verband refereer ik gaarne aan hetgeen mijn fractiegenoot de heer Kroon hierover heeft gezegd. Wij kunnen instemmen met het voornemen het sanerings program en de daarin gegeven mogelijkheden verder te doen onderzoeken. Ik neem aan dat het college bereid is de resultaten van dit onderzoek.dat naar de verwachting van b. en w. in mei a. s. zal worden afgesloten, ter kennis van de raad te brengen. De heer SANDBERG: Na het uitvoerige betoog van de heer Van Ban ning wil ik slechts enkele korte kanttekeningen maken, in de eerste plaats bij het tijdstip van behandeling. De V. V.D. -fractie acht het volkomen juist en aanvaardbaar dat de huidige raad en het huidige college zich thans met de besluitvorming ten aanzien van het budget voor 1975 belasten. Op het eerste gezicht zijn er enkele voor de hand liggende motieven, die er wellicht voor zouden kunnen pleiten de procedure eerst met de nieuwe raad in een nieuwe samenstelling te gaan aanpakken, maar ik wil er op wijzen dat juist deze raad vier jaar lang heeft gepleit voor een tijdige aanpak. Juist deze raad heeft diverse malen bijvoorbeeld bij de laat ste begrotingsbehandeling --de expliciete uitspraak gedaan dat hij niet weer het risico van een te late behandeling wil lopen, aangezien daar door tal van andere instituten in moeilijkheden komen. Daarnaast kan worden aangevoerd dat deze raad inmiddels een ervaring van vier jaar achter de rug heeft, zodat hij zich een inzicht heeft verworven dat het mogelijk maakt de niet eenvoudige problematiek goed te behandelen. Ik meen dat wij ons wat sterk zouden uitdrukken als wij zouden zeggen dat de raad zijn verantwoordelijkheid zou ontlopen door de budgetverde ling niet aan te pakken, maar desondanks meen ik dat de huidige raad thans de koers voor het volgend jaar moet uitzetten, niet in het minst omdat er in het budget een zekere ruimte is geschapen, zodat de raad in zijn nieuwe samenstelling straks accentverschuivingen kan aanbrengen. Bij de introductie van de budgetmethode in april 1973 waren wij allen min of meer enthousiast en een groot gedeelte van dit enthousias me bestaat nog steeds. In ieder geval is het enthousiasme groot genoeg om de gevolgde methode te continueren. Ik zou bijna willen zeggen dat het zich laat aanzien dat wij deze procedure ook wel in 1976 en 1977 zullen voortzetten, hoewel ik daarover thans uiteraard nog geen stellige uitspraak wil doen. Toch blijken de argumenten die aan het enthousias me ten grondslag lagen nogal steekhoudend te zijn. In dit verband noem ik: het leggen van de verantwoording op de plaats waar ook de beïnvloe ding ligt, het vroegtijdig inschakelen van de commissies en als gevolg daarvan een grotere betrokkenheid van de commissies bij de gang van zaken, alsmede een beter inzicht in de begroting. Deze drie hoofdargu menten maken het wenselijk de gevolgde methode vast te houden. Gebleken is evenwel dat zich thans enkele gevaren en kinderziek ten hebben gemanifesteerd. In de commissie is al gewezen op de desin tegratie. Een raadscommissie heeft min of meer de natuurlijke neiging uitsluitend te letten op het gedeelte van het budget dat zij zelf beheert, zodat de "over-all"-kijk op de begroting als geheel verloren gaat. Wel licht menen enkele raadsleden dat de commissie voor de financiën tot taak heeft op het geheel te letten. Ik moet er in dit verband op wijzen dat ook de commissie voor de financiën met grote moeilijkheden te kam pen heeft. In de eerste plaats bestaat er nog geen jurisprudentie en kan men niet of nauwelijks komen tot een vergelijking met voorgaande ja ren; de cijferopstelling die vanavond ter tafel ligt is zelfs volkomen on vergelijkbaar met die van verleden jaar, vooral omdat er vrij veel ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 479