480
18 APRIL 1974
schuivingen in de salariscompensatie zijn aangebracht, een op zichzelf
goede maatregel die ons de beoordeling van het budget voor 1975 even
wel bijzonder moeilijk maakt. De commissie voor de financiën heeft dan
ook nog geen inzicht in het geheel en ik meen dan ook dat wij daar ze
ker niet op kunnen afgaan.
Een andere kanttekening is dat ik meen dat wij nu duidelijk tot de
ontdekking komen dat de hoofdlijnen van het beleid, ongeacht de toege
paste methodiek, niet duidelijk worden uit een cijferopstelling alleen.Het
ontbreken van een nota wordt steeds pijnlijker, nu de budgetverdeling een
soort optimalisatie gaat bereiken. Door de voortgaande, verbetering wordt
de confrontatie met het ontbreken van een beleidsnota steeds acuter.
Vervolgens wil ik iets opmerken over het inzicht in de ruimte. In
de commissie voor de financiën is gezegd dat dit inzicht beter tot uitdruk
king dient te komen» De meeste uitgaven "zitten muurvast" en wij zou
den eigenlijk het liefste zien dat een splitsing wordt gemaakt tussen uit
gaven die voortkomen uit allerhande verplichtingen -~ salarissen, con
tractueel vastgelegde subsidies, kapitaalslasten uit de investeringen --
en dat anderzijds de speelruimte wordt geboden waarbij het inzicht in de
mogelijkheid om bepaalde lijnen bij het feiteli jke bestuur te. trékken het
bestuur van de stad ten goede kan komen.
Tenslotte zou ik een vraag willen stellen in verband met de sane
ringsactiviteit in 1974. Graag zou ik van het college vernemen welke ge
dachten op dit punt bestaan. Denkt men aan een saneringscommissie 1975
of meent men te kunnen volstaan met het doortrekken van de gedachten
die zijn ontwikkeld in de saneringscommissie 1974?
De heer VAN OS; Onze fractie kan akkoord gaan met het voorstel.
Wij vinden het van zeer groot belang dat de activiteiten op tijd beginnen;
als men zou kiezen voor de mogelijkheid die wordt genoemd onder 1 b,
zou dit inhouden dat men er mee akkoord gaat dat bij de wisseling van
de samenstelling van de raad telkens de begrotingsbehandeling wordt op
geschoven. Dit lijkt ons onjuist; onafhankelijk van de wisseling van de
raad moet elk jaar hetzelfde tijdstip voor de goedkeuring van de begro
ting worden aangehouden, liefst vóór het begin van het begrotingsjaar.
Verleden jaar hebben wij een bezwaar tegen de gevolgde methode aan
gevoerd in verband met het ontbreken van een integraal beleidsplan en
de daarmee samenhangende mogelijke concurrentie van de verschillende
beleidsonderdelen. Het heeft naar ik meen geen zin daarop thans nog eens
uitvoerig in te gaan, aangezien wij dit onderwerp ook in vorige jaren uit
voerig aan de orde hebben gesteld. Op het ogenblik moeten wij mijns in
ziens alle mogelijke moeite doen om in ieder geval in dit kalenderjaar
de behandeling van de begroting af te sluiten.
De heer VON SCHMID; Allereerst wil ik opmerken dat ik akkoord
kan gaan met de procedure waarbij de oude raad en het oude college reeds
de begroting voor het volgend jaar opstellen. Deze procedure is in de ver
gadering van de commissie voor algemene zaken uitgebreid aan de orde
geweest en ik wil er dan verder ook niets over zeggen.
In het destijds gehouden debat over de budgetmethode is naar ik
meen van verscheidene kanten -- niet in het minst van uw zijde, mijn
heer de voorzitter -- tot uiting gekomen hoe somber de toekomstige fi
nanciële situatie er zal uitzien. Nadien is dit standpunt alleen maar be
vestigd. Ik kan dan ook de opmerking van de heer Van Banning onder
schrijven dat er ook voor de nieuwe raad geringe ruimte zal zijn voor het
ontwikkelen van nieuwe initiatieven. In dit verband wil ik nog een op
merking maken over de beleidsnota, waaraan ik eveneens altijd veel ge-