482 18 APRIL 1974 deeld dat wij, afhankelijk van onze opvattingen van volgend jaar over mogelijkheden in het kader van het beleidsplan, de situatie voor 1975 zullen beoordelen. Nu hebben de debatten in de commissies voor de fi nanciën en voor algemene zaken ons er van overtuigd dat er mogelijk heden zijn. Zoals de heer Von Schmid heeft gezegd, moet het mogelijk zijn in samenspraak tussen "financiën" en "algemene zaken" een beleids plan vast te stellen dat de bovenbouw van de methode van budgetverde ling per portefeuille kan vormen. In het verslag van de commissie voor de financiën zijn de toezeggingen die u, mijnheer de voorzitter, hebt gedaan niet opgenomen. Ik meen dat u hebt toegezegd dat u in overleg zoudt treden met de voorzitter van de commissie voor algemene zaken. Vervolgens zou de commissie voor de financiën, uiteraard met hulp van ambtenaren van de afdeling financiën, kunnen zorgdragen voor de op stelling van een overzicht van de beschikbare ruimte, voor nieuwe en an dere activiteiten ten behoeve van het overleg tussen de commissies voor de financiën en voor algemene zaken. Daarnaast zou duidelijk op papier worden gezet welke bedragen vooraf "belegd" waren en waar discussie over mogelijk was. Aangezien hierover in het verslag niets te lezen is, zou ik graag van u vernemen of het tot de mogelijkheden behoort het ge sprek in de commissie voor algemene zaken nader af te ronden. Ook andere opmerkingen van groot belang zijn in het verslag niet gemakkelijk te lezen, U hebt gezegd dat de nieuwe raad mogelijkheden tot inbreng in de portefeuilles maar ook daarboven zouden worden gebo den, hetgeen overigens iets anders is dan de afspraak die de heer Van Banning voor verleden jaar op tafel heeft gelegd en die inhield dat slechts calamiteiten een wijziging mogelijk zouden maken. Op de twee belangrijke aspecten die ik heb genoemd zoudt u wel licht nog kunnen ingaan. Vandaag heb ik in de knipselkrant gelezen dat staatssecretaris Po lak heeft gezegd dat een bedrag van 600 miljoen beschikbaar zal wor den gesteld voor gemeenten met financiële tekorten. Gaarne zou ik ver nemen of b. en w. in dit opzicht reeds over nadere informatie beschik ken en welke mogelijkheden er op dit gebied voor Breda zijn. De heer NIHOT; Wij gaan akkoord met het voorstel. Ik wil mij aan sluiten bij de vragen die de heer Sandberg heeft gesteld, alsmede in het bijzonder bij de laatste, vraag van de heer Crul. De VOORZITTER; Ik zal proberen de vraagstellers te beantwoorden. Als algemene tendens moge ik constateren dat men akkoord wenst te gaan met het voorstel, maar dat in verband daarmee allerlei vragen en beden kingen zijn geuit. In mijn antwoord zal ik trachten zo kort mogelijk op alle vragen in te gaan. Diverse sprekers, onder andere de heren Van Banning en Sandberg, hebben opgemerkt dat er pluspunten zijn omdat de financiële, verantwoor delijkheid wordt gelegd op de plaats waar de beïnvloeding kan plaatsvin den, De raadscommissies en de raad worden in een eerder stadium en in hogere, mate bij de gang van zaken betrokken. Dit standpunt kan ik on derschrijven; het komt overeen met de ervaringen in het eerste jaar, hoe wel daarbij natuurlijk moet worden bedacht dat zich bij deze vrij ingrij pende verandering moeilijkheden in de praktijk voordoen die men vooraf niet geheel had voorzien. Hierover is ook bij de behandeling van de in voering van de methodiek gesproken en ik meen dat het alleen maar cor rect is dit volmondig te erkennen. De heer Sandberg heeft één van de be doelde aspecten genoemd, namelijk de kwestie van de compensatie van salarismaatregelen. Als men ontdekt dat een correctie moet worden aan-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 482