483 18 APRIL 1974 gebracht, moet men daartoe ook bereid zijn. Naar ik meen wordt in het algemeen betoogd dat de oude raad en het oude college zich tot aan een bepaald stadium met de voorbereiding bezig dienen te houden, terwijl het aan de nieuwe raad is de begroting uiteindelijk vast te stellen. Dit. is een belangrijk aspect. Persoonlijk heb xk wel eens de gedachte dat het ogenblik van optreden van de nieuwe raad ongelukkig is. Misschien was het bezwaar in vroegere tijden niet zo sterk omdat toen de begroting volledig in het college, werd voorbereid, maar naarmate men de raad en de raadscommissies vroegtijdig gaat inschake len, wordt de procedure van de openbare behandeling vrij sterk verlengd. Op het ogenblik spreken wij tengevolge van de methode die wordt gevolgd thans reeds over de volgende begroting, over methodieken, over uitgangs punten en over cijfers; deze besprekingen zullen straks in de commissies worden voortgezet. Naarmate men de raad en de commissie meer inscha kelt, dijt de periode van behandeling in hoge mate uit. Mijns inziens is het een ongelukkige situatie dat zich in zoverre een breuk voor doer, dat de oude raad en het. oude college de begroting voorbereiden en dat de nieuwe raad straks de koekjes die gebakken zijn voorgezet kiijgt. Eerst te zijner tijd zal kunnen blijken of de nieuwe raad deze koekjes lekker vindt. Mijns inziens zou het beter zijn de nieuwe raad op 1 januari te la ten optreden. Op die manier zou men met duidelijk afgeronde jaren kun nen werken. Daartoe zal evenwel de wet veranderd moeten worden, iets waarop ik geen enkele invloed heb. Een vroegtijdiger optreden van de nieuwe raad zou naar ik meen in ieder geval duidelijke voordelen met zich meebrengen. In de huidige situatie hebben wij namelijk te maken met de moei lijkheid dar de gemeente er zorg voor behoort te dragen dat de nieuwe begroting vóór de aanvang van het jaar aanwezig is. Voor iedereen die bij het gemeentelijk beleid betrokken is, is dit uitermate wenselijk, ooi het gehele apparaat, voor de goedkeurende instanties, voor de subsidiëren de instituten is het van belang dat men tijdig vóór het begin van het jaar weet waaraan men toe is. Als bij verandering van de raad het bedoelde tijdstip zou worden uitgesteld, levert dat zeer veel moeilijkheden voor de organisatie van het gemeentelijk apparaat op. Men moet namelijk de problemen die zich bij de huidige veranderingen in methodiek voordoen niet onderschatten. Nauwelijks of niet bekomen van de begrotingsbehan deling, moeten wij ons al weer met de volgende begroting bezighouden, waardoor ook in het gemeentelijk apparaat het werk zich ophoopt. Om die reden is het voor mij van belang dat de raad meent dat op de inge slagen weg moet worden voortgegaan, zoals trouwens ook tijdens de be grotingsbehandeling van diverse zijden is opgemerkt. Vervolgens iets over een onderwerp, waarbij ik altijd het gevoel heb dat ik mijn bedoelingen niet geheel goed kan overbrengen. Er wordt gesproken over desintegratie en over "vechten voor de eigen functie" en zelfs wordt het gevaar gesignaleerd dat diverse commissies als een soort "pressiegroepen" zouden kunnen optreden voor de sector waarmee zij zich bezighouden. Opgemerkt is dat zich in verband daarmee bij de te volgen methodiek moeilijkheden kunnen voordoen. Ik zou bijna willen zeggen dat deze moeilijkheden zich tot nu toe altijd al hebben voorgedaan. In het verleden was de begroting --de heer Van Banning heeft daar terecht op gewezen naar mijn vaste overtuiging tot in detail verstard. Er was sprake van een zekere automatische uitgroei op basis van kosten- en loon stijgingen, zodat men de oude uitgaven onbelemmerd liet sti jgen, Volgens de huidige, methode zal bij de diverse, beleidsondeidelen nagedacht moe ten worden over de vraag of men oude uitgaven wil inruilen dan wel ver minderen in ruil voor eventuele nieuwe ontwikkelingen die men in hei.ka-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 483