18 APRIL 1974
484
der van het gemeentebeleid thans noodzakelijk acht. Dit is een duide
lijk winstpunt.
Naar ik meen hoeft de huidige methode niet belemmerend te wer
ken als een beleidsplan tot stand zou komen. Als er namelijk een beleids
plan zou worden opgesteld, zou dit kunnen inhouden dat een bepaalde
sector een versterking behoeft ten koste van het algehele uitgavenniveau
dan wel van bepaalde sectoren waarin men de werkzaamheden op dat ogen
blik minder belangrijk vindt. Naar mijn vaste overtuiging zou men de
budgetmethode los van het beleidsplan kunnen zien. Blijft over de vraag
of het beleidsplan van belang is voor het functioneren van het bestuur van
de stad. Op theoretisch niveau beantwoord ik deze vraag van harte beves
tigend, maar ik zie ook bezwaren, waarvan ik de raad naar ik meen nooit
onkundig heb gelaten. Eens heb ik deelgenomen aan de werkzaamheden
van een commissie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten die
zich bezighield met planning en ik ben tot de conclusie gekomen dat men
met betrekking tot de wenselijkheid van de opstelling van een beleidsplan
zou kunnen stellen; "gemakkelijker gezegd dan gedaan", aangezien dit
een bijzonder moeilijke taak is. Wanneer men mij vraagt in het kort mijn
standpunt daaromtrent weer te geven, ben ik van mening dat het van be
lang is dat de hoofdpunten van het beleid worden geformuleerd. Daarmee
is men echter nog niet zo ver, dat men hieruit zonder meer kan afleiden
hoe de verdeling van het budget zou moeten zijn. De bepaling van de bud
getverdeling lijkt mij namelijk nog veel moeilijker. Voor het bestuur van
de gemeente zou het in ieder geval al een belangrijke steun zijn als de
knelpunten van het beleid goed zouden worden omschreven en misschien
ook in een financieel kader zouden worden geplaatst.
Overigens kan men niet stellen dat op die manier alle moeilijkhe
den overwonnen zijn en dat men op dat ogenblik precies weet welk be
leid moet worden gevoerd. Ik zou de waarschuwing willen laten horen
dat hiermee naar mijn mening een proces van jaren gemoeid zal zijn. In
dit verband onderschrijf ik in zekere zin de opmerkingen van de heerVon
Schmid. Hoewel ik meen dat nagegaan moet worden wat wij op hoofd
punten met de stad willen, meen ik inderdaad dat een goede basis gevon
den zou kunnen worden, als men in allerlei sectoren het geheel goed ont
leed, bestudeerd en bekeken heeft. Af en toe bespeur ik dat men meent
over een algehele inventarisatie van alle wensen en verlangens bij alle
beleidsinstanties en in de gehele stad te moeten beschikken. Hoewel ik
daarvoor niet de eerste verantwoordelijkheid draag -- daarop kom ik nog
terug wil ik naar aanleiding daarvan opmerken dat op deze wijze het
apparaat, het college en de raad zich volledig over de kop zullen werken.
Men zal te maken krijgen met een berg waar men nooit meer overheen
komt, waarbij het dan nog maar de vraag is in hoeverre de financiële con
sequenties van alle wensen en verlangens aangetoond kunnen worden.Mijns
inziens kan men beter proberen elkaar te vinden in enkele beleidsuitgangs
punten, die vervolgens vertaald moeten worden voor de diverse sectoren,
aangezien de uitgangspunten gestoeld zullen moeten zijn op activiteiten
in de verschillende sectoren. Ik zou bijna zeggen dat ik mij in een ogen
blik van onbedachtzaamheid ben gaan bezighouden met de algehele in
ventarisatie en ik heb geconstateerd dat de berg niet te overzien is en dat
de "hardheid" van de geëtaleerde wensen en verlangens bijzonder moei
lijk te beoordelen is.
Ik kom toe aan een enigszins moeilijk punt, namelijk het overleg
tussen de commissie voor algemene zaken en de commissie voor de finan
ciën. In een raadsdiscussie is wel eens gezegd dat dit onderwerp in be
langrijkheid elke wethoudersportefeuille en zeker de taak van de commis
sie voor de financiën overstijgt. Ik ben het daarmee eens. Een en ander