485
18 APRIL 1974
heeft ertoe geleid dat de verantwoordelijkheid voor de wijze waarop en
de fasen waarin de beleidsnota tot stand komt in de portefeuille van de
burgemeester terecht is gekomen en dat de commissie voor algemene
zaken, die de werkwijze en de orde van de raad behartigt, zich verder
zou beraden over de methode, alsmede over de mogelijkheden en even
tuele onmogelijkheden. Dit alles houdt in dat bij het bureau planning
en de commissie algemene zaken intern de eerste verantwoordelijkheid
voor de totstandkoming ligt, ook naar ik meen ten opzichte van de raad.
Ik wijs de heer Crul er op dat ik naar ik meen in de commissie voor al
gemene zaken heb gezegd dat de commissie voor de financien naar mijn
opvatting het orgaan is dat aangeeft hoe het financiële kader is, waar
binnen de gemeente kan werken. De commissie voor de financiën is niet
belast met de methode om te komen tot een algemeen beleidsplan en zal
niet de prioriteiten kunnen aangeven, aangezien uiteindelijk de raad dat
zal moeten doen. Door de commissie voor de financiën, de verantwoor
delijke wethouders en de afdeling financiën zal het financieel kader moe
ten worden aangegeven, waarbinnen het algehele beleid zich zal dienen
te ontwikkelen. Ik heb in de commissie voor de financiën toegezegd dat
ik, indien daaraan bij de commissie voor algemene zaken behoefte be
staat, graag bereid ben in laatstgenoemde commissie met eventuele bij
stand van ambtenaren --ik denk dat ik die zeer hard nodig zal hebben.'
inzicht te geven in het financiële kader van de gemeente Breda. Die
bereidheid heb ik uitgesproken.
Met de samenwerking tussen beide commissies heb ik wat moeite.
Daarbij moet men naar ik meen goed weten wat tot de taak van de ene
en wat tot de taak van de andere behoort, omdat men zich anders bemoeit
met allerlei aangelegenheden die niet direct tot zijn werkterrein beho
ren en die niet in het ambtelijk apparaat waarmee men te maken heeft
zijn ingebouwd. Een en ander kan leiden tot conflictsituaties en fricties
binnen het ambtelijk apparaat die ik gaarne zou willen voorkomen.Mis-
schien moeten wij daarover eens spreken in de commissie voor algemene
zaken, aan wier voorzitter ik overigens heb medegedeeld dat deze kwes
tie in de commissie voor de financiën aan de orde is geweest.
De heer Van Banning heeft gezegd dat een reservering van 2% voor
nieuwe beleidsontwikkelingen te gering is. Daarbij sluit hij aan door te
stellen dat het met de gemeentelijke financiën niet best gesteld is, zo
dat men wordt geconfronteerd met ontnuchterende feiten. Ik moet beken
nen dat ik de bedoeling daarvan moeilijk precies kan onderkennen. Wat
heeft het college bedoeld? In de eerste plaats menen wij dat nieuwe ac
tiviteiten 'kunnen plaatsvinden door herstructurering binnen een bepaal
de portefeuille; ook dan is er sprake van een verbetering en van nieuwe
accenten in het beleid. Daarnaast willen wij er voor zorgen dat elk jaar
2%' uitdrukkelijk wordt toegekend aan de activiteiten die naar de mening
van de raad een accent verdienen. Op die manier beschikt men in ieder
geval over enige, zij het beperkte, beweging. Ik geloof ook dat men
reëel moet zijn. Wij zouden veel willen, maar wij moeten inderdaad
nuchter vaststellen dat de mogelijkheden om te komen tot grote accent
verschuivingen op korte termijn inderdaad zeer beperkt zullen zijn. Dit
geef ik de heer Van Banning graag toe en ik zou eveneens willen onder
schrijven dat er veel onzekere elementen in het spel zijn.
De resultaten van het onderzoek van de saneringscommissie,waar
over de heer Van Banning een vraag heeft gesteld, zullen wij zeker ter
kennis van de raad brengen; daartoe zijn wij ook wel gedwongen, omdat
deze resultaten mede bepalend voor het aanzicht van de volgende be
groting zullen zijn.
Nadat de heer Sandberg zjjn instemming met het voorstel had be-