486 18 APRIL 1974 tuigd en had betoogd dat de begroting op tijd moet worden vastgesteld, heeft hij gewezen op de kinderziekten van de budgetmethode, waarop ik al enigermate ben ingegaan. Ik kan het volkomen met de heerS and- berg eens zijn dat de cijferopstelling onder andere door de nieuwe me thode ten aanzien van de compensatie salarismaatregelen moeilijk ver gelijkbaar is. In de toekomst zullen wij er naar moeten streven dat de cijfers vergelijkbaar worden en ik kan toezeggen dat wij tijdens de werk bespreking zullen nagaan hoe deze vergelijkbaarheid tot stand zal kun nen komen. Het lijkt mij het beste als ook de raad de vergelijking van de cijfers volledig kan volgen en ik wil hierbij toezeggen dat ik dit as pect in mijn besprekingen over de verdere uitwerking voor volgende ja ren zal opnemen. Meer moeilijkheden doen zich voor met betrekking tot het aange ven van het deel van de begroting dat volkomen "vast ligt" en de vrije speelruimte voor de raad. In de commissie voor de financiën heb ik op de in dezen bestaande problemen gewezen. Op dit onderwerp wil ik in de commissie nog wel eens nader ingaan, omdat wellicht te gemakke lijk wordt aangenomen dat salarissen, subsidies en kapitaalslasten nooit oftfe nimmer beïnvloedbaar zouden zijn. Persoonlijk ben ik van mening dat ook daar enige speelruimte aanwezig zou kunnen zijn en dat het van belang is nader te bezien welke mogelijkheden in verband met deze as pecten bestaan. Het lijkt mij onjuist als een overzicht van dergelijke posten er toe leidt dat de groei die zich in het verleden heeft voorgedaan zonder meer wordt voortgezet. Ik zou willen voorstellen dat in de com missie voor de financiën nog eens nader wordt gesproken over dit onder werp, dat van vrij technische aard is. Op de opmerkingen van de heren Van Os en Von Schmid ben ik naar ik meen al ingegaan. De heer Crul heeft gezegd dat in het verslag van de vergadering van de commissie voor de financiën niet geheel duidelijk tot uiting komt wel ke mogelijkheden de nieuwe raad heeft om de begroting die door de oude raad en het oude college is voorbereid te beïnvloeden. Volgens de voor gestelde methodiek zouden het huidige college en de huidige commissies de begroting voorbereiden. Vervolgens zou de begroting gedrukt moeten worden en aan de raad moeten worden voorgelegd. Volgens de formule ring van het verslag heb ik in de commissie voor de financiën het vol gende gezegd: "Als voor de begroting 1975 het huidige college, de com missies en de raad de voorbereiding doen, staan alle cijfers en uitgangs punten op papier. Als de nieuwe raad voor bepaalde zaken meer en voor andere minder wil uitgeven, kan de begroting op die punten alsnog wor den herzien. De mogelijkheid tot het inbouwen van beleidsaccenten blijft dan open". Ik zou mij kunnen voorstellen dat bij de voorbereiding van het optreden van de nieuwe raad en een nieuw college zelfs al gesproken zou kunnen worden over een program dat eventueel met bepaalde accen ten in de begroting zou kunnen doorwerken. Het behoort naar ik meen niet tot de taak van het huidige college te spreken over wenselijkheden, in welke richting dan ook. Die mogelijkheid blijft mijns inziens open en zal er zelfs toe kunnen leiden dat in de voorgelegde begroting -- die zal zijn voorbewerkt door het huidige college en de huidige commissies -- bij eerste begrotingswijziging aanpassingen en verschuivingen worden aan gebracht die de nieuwe raad en het nieuwe college nuttig of noodzake lijk vinden. In deze zin heb ik in de commissie voor de financiën een op merking gemaakt, die ik hier gaarne in de openbaarheid heb herhaald. De heer VAN BANNING: Ik dank u voor uw uitvoerige uiteenzetting en ik zou nog een enkele kanttekening willen maken. In het begin hebt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 486