487
18 APRIL 1974
u gezegd dat het ogenblik van optreden van de nieuwe raad -- septem
ber -- naar uw mening wat ongelukkig is en dat u bijvoorbeeld de da
tum 1 januari beter zou vinden. Hoewel u dat niet zal hebben bedoeld,
meen ik dat op deze wijze voorbij wordt gegaan aan de grote hoeveel
heid werk, die ook door uw eigen ambtenarencorps moet worden verricht,
om met wikken en wegen in de commissies tot gedegen voorstellen te
komen. Zelfs als de nieuwe raad op 1 januari zou gaan optreden, zou
dit naar ik meen geen soelaas kunnen bieden. Er is nu eenmaal zeer veel
overleg en lange tijd van voorbereiding nodig en een uitstel met driemaan
den zal niet de mogelijkheden bieden die men daar op het eerste gezicht
van zou verwachten. Zelfs bij behandeling door de oude commissies en de
raad in oude samenstelling moeten wij ons geen overdreven voorstelling
maken van de invloed die de nieuwe raad op de lopende begroting zou
kunnen hebben. Formeel hebt u natuurlijk gelijk dat de nieuwe raad zijn
eigen bevoegdheden heeft en wijzigingen in de begroting kan aanbren
gen, maar het lijkt mij overdreven er van uit te gaan dat daardoor gro
te veranderingen teweeg kunnen worden gebracht.
In eerste termijn heb ik gesproken over de befaamde "2"]o"Ikben
van mening dat de reservering van zo geringe omvang is, dat er geen en
kel ambitieus program op gebaseerd kan zijn. Hoewel ik het respecteer
dat de wethouder daar geen antwoord op kan geven, ben ik nog steeds be
nieuwd naar de ervaringen in het eerste kwartaal van 1974, omdat ikver-
wacht dat wij aan het eind van het begrotingsjaar 1974 tot de conclusie
zullen komen dat de reservering van 2°lo voor allerlei doeleinden is ver
bruikt en niet de mogelijkheden heeft geboden die wij ermee hebben be
oogd. Dit is de bedoeling van mijn opmerking over de ontnuchterende
feiten die nu eenmaal samenhangen met de financiële positie van de stad
Breda.
Dankbaar ben ik voor de toezegging dat aan de raad verslag zal wor
den uitgebracht over het onderzoek inzake de saneringsvoorstellen.Ikneem
aan dat wij nog wel de gelegenheid zullen krijgen daarover te discussiëren.
Over de taak van de commissie voor algemene zaken en de commis
sie voor de financiën hebben wij meermalen van gedachten gewisseld.
Eigenlijk zoeken wij gezamenlijk naar een oplossing voor de problemen
die zich voordoen. Ik heb er begrip voor dat de wethouder het probleem
uitermate moeilijk vindt. Als de raad zich wil verdiepen in alle wense
lijkheden en daarover mede wil gaan oordelen, ontstaat er inderdaad een
enorme berg werk die de raad in zijn arbeid niet veel soelaas zal bieden
en die misschien zelfs beperkend kan zijn voor het optreden van de raad.
Desondanks menen wij nog steeds dat het gewenst is na te gaan in hoever
re het mogelijk is te komen tot een beleidsplan, waaruit een beoordeling
van de budgettaire capaciteit en de budgetverdeling kan voortvloeien.
De heer CRUL: Ik ben een beetje geschrokken van de opmerking dat
het wenselijk zou zijn de nieuwe raad op 1 januari te laten optreden.
De VOORZITTER: Niet in deze situatie.'
De heer CRUL: U hebt gezegd dat dit in het algemeen wenselijk is
en dat u daar geen invloed op heeft. Ik meen echter dat wij wel degelijk
invloed zouden kunnen uitoefenen als de door u genoemde datum inder
daad wenselijk geacht zou worden.
U hebt gezegd dat in verband met de afbakening van de taak van de
afdeling financiën en het bureau planning moeilijkheden moeten worden
voorkomen. Mijns inziens is het de bedoeling van de commissie voor al
gemene zaken en de commissie voor de financiën dat in de voorgestelde