495 18 APRIL 1974 mij in de verleiding vanavond op bepaalde aspecten zeer diep in te gaan, maar ik wil mijzelf geweld aandoen door daartoe niet over te gaan.. Ik meen dat mevrouw Willems en de heer Van Os wat te gemakke lijk tot de conclusie komen dat het respect voor eikaars overtuiging leidt tot de samenwerkingsschool. Daarbij is namelijk nog een langdurig pro ces nodig, waarbij de vraag aan de orde komt of de ouders de opvoedings situatie voor hun kinderen in de school terugvinden. Blijkens de studie die ik van de ervaring met samenwerkingsscholen in andere plaatsen heb ge maakt is de moeilijkheid nu juist gelegen in de vormgeving. De gedach te kan men snel uitspreken, maar hoe moet men daaraan uitvoering ge ven in een vorm waarin ouders en kinderen zich herkennen? De heer VAN OS; Wij moeten de moed maar niet opgeven.HetC.D.A. is tenslotte ook tot stand gekomen* De VOORZITTER: Ik constateer een verschil. Met dit onderwerp houd ik mij zeer intensief bezig en ik meen dat de heer Van Os er met deze in terruptie blijk van geeft dat hij wat oppervlakkig en gemakkelijk over de materie discussieert. Nu wil ik ó<5k wel oppervlakkig discussiëren,maar ik acht dit onderwerp een fundamenteler benadering waard. Dat is naar ik meen het verschil tussen de heer Van Os en mij. De heer VAN OS; Ik heb gezegd dat wij het gevoel hebben dat de kwaliteit en de veiligheid belangrijker uitgangspunten zijn dan de signa tuur. Dit kan ik, zoals ik heb gezegd, niet met bewijzen staven.Voorts heb ik opgemerkt dat respect voor eikaars overtuiging zou kunnen leiden tot een samenwerkingsschool. Ik heb niet als stelling geponeerd 3at dit zal gebeuren. De VOORZITTER: Dan heb ik uw woorden iets anders opgevat dan uw bedoeling was. De kwaliteit van het onderwijs is een gegeven, maar ik zou de heer Van Os willen confronteren met de ontwikkeling in het onderwijs als zo danig. Als dit de maat van het onderwijs moet zijn, wil ik hem confron teren met feitelijke gegevens uit de stad, waaruit blijkt dat op grond van welke overtuiging dan ook, hetzij van principiële aard, hetzij gebaseerd op kwaliteit, mensen hun kinderen afstanden laten overbruggen die uit het oogpunt van de veiligheid onverantwoord worden geacht. Graag wil ik de heer Van Os cijfers overleggen die daarop betrekking hebbenende openbare vergadering wil ik dat niet doen omdat er in de stad allerlei be wegingen gaande zijn. Als men overal samenwerkingsscholen bouwt, zul len niet alle kinderen uit een bepaalde wijk naar een dergelijke school gaan. Dit kan men veronderstellen, maar de veronderstelling wordt mijns inziens door de praktijk volstrekt gelogenstraft. Aan de hand van cijfers van scholen kan men dat aantonen. Daarmee komt een vraagstuk aan de orde dat men in de gehele on derwijssituatie niet moet onderschatten. Het probleem is veel groter dan men soms veronderstelt. Besluiten nemen is naar mijn opvatting altijd ook risico's nemen. Op een gegeven ogenblik geldt wel eens de wet van de remmende voorsprong: wat nu een verbetering is, kan achteraf een be lemmering blijken te zijn. Ontwikkelingen van binnen uit in het onder wijs moeten worden erkend en het verheugt mij dan ook bijzonder dat ook de identiteit en de vormgeving van de openbare school in discussie is.Als elke richting op deze wijze haar eigen identiteit en werkwijze fundamen teel teel zou benaderen, zouden wij wellicht veel dichter bij elkaar kun nen komen. Daarbij teken ik aan dat in het proces dat jaren vergt en waar-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 495