18 APRIL 1974 498 al vaststellen dat deze instantie de verplichtingen die zij aangaat kan overdragen aan een maatschappij in Amsterdam, Daarbij rijzen zóveel vragen, dat ik op zijn minst zou willen aandringen op uitstel van de be handeling van dit voorstel, opdat de materie nader kan worden bekeken en het onderwerp onder de nieuwe wethouder opnieuw aan de orde kan komen. Nu kan men zeggen dat de vorige wethouder bij de geboorte van het zwembad was en dat de huidige wethouder het heeft geadopteerd. Misschien behandelt de volgende wethouder het wel als een stiefkind.' In ieder geval zou ik graag zien dat dit alles nog eens nader wordt beke ken. De heer VAN OS; Angst is natuurlijk een slechte raadgever en het vervelende is dat men angst niet kan afbestellen, tenzij hij voortkomt uit onwetendheid. Het is niet geheel en al onmogelijk dat er sprake is van onwetendheid, want onze fractie is niet vertegenwoordigd in de com missie voor jeugd en sport en beschikt dan ook wellicht niet over alle gegevens die in deze commissie zijn verstrekt. Ons voornaamste bezwaar heeft betrekking op de tussenvoeging van een aparte besloten vennootschap. Het heeft ons sterk verwonderd dat juist dit punt niet in de commissie voor jeugd en sport blijkt te zijn besproken en derhalve niet van advies is voorzien. Toen de raad besloot dat het zwembad zou worden gebouwd hebben wij gezegd dat er een bestuurlijk monstrum in het leven werd geroepen, omdat de N. V. Sportfondsenbaden wèl een zwembad zou kunnen bouwen als de gemeente maar geld beschikbaar zou stellen, terwijl de gemeente zelf geen zwembad kon bouwen. In beide gevallen was uiteraard even veel geld nodig. Later is de kwestie van de subsidie aan de orde gekomen en is gebleken dat de gemeente het zwembad weer wêl zelf kan bouwen. Wij vragen ons af waarom er zo'n ingewikkelde gang van zaken moet wor den gecreëerd. De situatie is onzes inziens zeer duidelijk; de gemeente bouwt het zwembad en is eigenaresse van het zwembad en als zij dat wil laat zij de exploitatie over aan een derde, waartoe dan een deugdelijk contract tussen de gemeente en de exploitant gesloten moet worden. Op de thans voorgestelde wijze kan er echter naar wij vrezen een soort Turfschip probleem ontstaan, met alle "tweepettenkwesties" die daaraan verbon den kunnen zijn; op dit ogenblik zien wij de noodzaak daarvan volstrekt niet in, Wij hebben de indruk dat deze kwestie door de grote haast die met de bouw van het zwembad is gemaakt enigszins aan de aandacht is ontsnapt. Overigens zien wij niet in dat er met het thans ter tafel liggen de voorstel zo veel haast moet worden gemaakt, tenzij wij ons ervoor zouden moeten uitspreken dat N.V. Sportfondsenbaden de exploitatie, waarop zij zich naar ik aanneem zal moeten voorbereiden, zal overne men. Voorlopig is ons standpunt dat de situatie eenvoudig gehouden moet worden. De gemeente dient als eigenares te worden beschouwd, aange zien zij dat ïs. Wij hebben geen bezwaar tegen exploitatie door de N.V, Sportfondsenbaden, maar wij menen dat er een rechtstreeks contract tus sen de gemeente en deze N.V. moet worden opgesteld. Voor het achter wege laten van een dergelijk contract en het tussenvoegen van een be sloten vennootschap wordt als argument in het voorstel hetB.T.W.-voordeel genoemd. Ik vraag mij af of daarvoor nu geen andere oplossing te vinden is, want dergelijke argumenten acht ik niet doorslaggevend. Graagwacht ik het antwoord in eerste termijn van de wethouder af; misschien hebben wij ons vergist. De heer SANDBERG; Twee korte opmerkingen. In de eerste plaats

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 498