499 18 APRIL 1974 hebben wij in het voorstel de volgende zinsnede aangetroffen: temeer omdat naar onze indruk middels deze structuur een goed kopere exploitatie mogelijk is". Ik zou de wethouder willen vragen de ze passage enigszins te verduidelijken. Wellicht schuilen hier zelfs mo tieven in om andere zwembaden eveneens deze exploitatiestructuur te geven. De tendens van de bewoordingen van de heren Van Caulil en Van Os spreekt ons bijzonder aan, zodat ik de wethouder ook van onze kant wil uitnodigen daarover iets te zeggen. Wethouder MANS: Allereerst zou ik iets willen zeggen over een opmerking van de heer Van Caulil, die de indruk heeft gewekt dat op de valreep nog snel even beslist zou moeten worden over een aangelegen heid die wellicht nog enig uitstel zou gedogen. Teneinde deze indruk weg te nemen moge ik er op wijzen dat de onderhavige overeenkomst aan de orde is geweest in de vergadering van de commissie voor jeugd, sporten recreatie van 22 januari 1974. Reeds toen is dit voorstel -- zij het dat daarin naar aanleiding van enkele gemaakte opmerkingen wijzigingen zijn aangebracht aan de orde geweest en enige relatie met het vertrek van deze wethouder bestaat dan ook zeker niet. Ik kan mij voorstellen dat de heer Van Caulil enkele vragen en me ningen op tafel heeft gelegd, die zouden kunnen leiden tot de vraag of de gekozen exploitatievorm wel wenselijk is. In dit verband meen ik te kunnen verwijzen naar het feit dat de heer Van Caulil, evenals overigens de heer Van Os, zelf de geschiedenis heeft opgehaald. Zoals men weet hebben wij geprobeerd een zwembad te bouwen, hetgeen door allerlei om standigheden niet is gelukt. Uiteindelijk hebben wij contact opgenomen met de N. V. Sportfondsenbaden, waardoor de mogelijkheid tot het bou wen van een zwembad ontstond. Dit is toen weer doorkruist doordeD.A.C.W. subsidie, gepaard gaande met de verplichting het bad zelf te bouwen en in eigendom te nemen. Inmiddels waren in de raad enkele besluiten genomen tot het aangaan van contacten met de N. V. Sportfondsenbaden; deze con tacten zijn echter op de tocht komen te staan zodra de D.A.C. W. -subsidie afkwam. Om de situatie te motiveren kan men aanvoeren dat de gemeente een morele verantwoordelijkheid heeft doordat zij indertijd bepaalde con tacten heeft onderhouden met een N. V. die bereid was met de gemeen te in zee te gaan teneinde te komen tot de realisering van een zwembad dat wij noodzakelijk achtten. Deze motivering hebben wij niet gebruikt: mede blijkens een bespreking die ik hierover met de heer Bierenbroods pot van de N. V. Sportfondsenbaden te Amsterdam heb gevoerd kan ik mededelen dat bepaald niet kan worden gesteld dat enige binding die uit de vroegere contacten zou kunnen voortvloeien tenzij men zou menen dat het ".wel netjes" is dit te doen tot het ter tafel liggende voorstel heeft geleid. Zoals ook valt te lezen in het voorstel dat de raad inder tijd is aangeboden, is de enige reden om het thans aan de orde zijnde voorstel te doen niets anders en niets meer dan de onmiskenbaar gewet tigde verwachting dat de N. V. goedkoper kan exploiteren. Daarmee kom ik meteen toe aan een crux: de heer Sandberg heeft gevraagd de goedko pere exploitatie die ten gevolge van exploitatie door de N.V. Sportfond senbaden mogelijk wordt "harder" te maken. Hoewel wij een poging daar toe hebben ondernomen, moet worden vastgesteld dat een kwantificering uitermate moeilijk is. Ik vlei mij met de hoop dat het de heer Sandberg en anderen wel duidelijk zal zijn dat wanneer het zwembad door een par ticulier wordt geëxploiteerd, de organisatie en de personeelsstructuur flexi bel worden, zodat men gemakkelijker kan opereren en daardoor kosten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 499