500 18 APRIL 1974 kan besparen. Daarbij teken ik aan dat in de gevoerde gesprekken met gedeputeerde staten iets tot uiting is gekomen wat ook in het goedkeu ringsbesluit is vermeld, namelijk dat men er van uitgaat dat het bere kende exploitatietekort niet zal worden overschreden. Gedeputeerde sta ten hebben er bij ons onder andere op aangedrongen vast te houden aan exploitatie door de N. V. vooral omdat het gestelde doel met betrek king tot het exploitatietekort dan meer kans van slagen zal hebben.Dit is een belangrijk punt van overweging geweest bij de totstandkoming van het onderhavige voorstel. Ook gedeputeerde staten gaan uit van een goed kope exploitatie door een N.V. en hun vingerwijzing is een reden geweest voor de opstelling van dit voorstel. Nu kan men zich afvragen of het beheer van de andere baden niet op dezelfde leest geschoeid zou moeten worden. Dit is een reële vraag die men niet zonder meer direct kan beantwoorden. Als men de andere baden een soortgelijke exploitatievorm geeft, zal daarvan waarschijnlijk eveneens een goedkopere exploitatie het gevolg zijn. Daarbij krijgt men evenwel te maken met een vraagstelling die een veel breder draagvlak heeft, aangezien dan niet alleen moet worden gedacht aan de zwemba den maar ook aan andere accommodaties, terwijl men voorts gebonden is aan bestaande personeelssituaties. In ieder geval kan bepaald niet wor den gesteld dat de zwembaden in Breda op dit ogenblik niet goed zouden worden geëxploiteerd; wel kan men zeggen dat de exploitatie ten gevol ge van ambtelijke structuren in verhouding duurder is. De heer Van Caulil heeft gewezen op artikel 24 van de overeen komst. Ik kan mij voorstellen dat er bij hem enige ongerustheid ten aan zien van de formulering van dit artikel bestaat. Zoals men weet is er in de commissie voor jeugd en sport met nadruk op gewezen dat raad en college van burgemeester en wethouders duidelijke bevoegdheden zouden moeten hebben. Mede op advies van de commissie hebben wij een for mulering gekozen waarin uitdrukkelijk wordt vermeld op welke punten de raad en op welke punten het college bevoegdheden heeft. De onge rustheid van de heer Van Caulil omtrent artikel 24 kan ik wellicht weg nemen door er op te wijzen dat hier de uitvoering van bepaalde werkzaam heden in het geding is, die aan de vennootschap wordt gedelegeerd. Ge dacht wordt daarbij aan activiteiten als het voeren van de administratie en de technische advisering; andere dingen zijn daarbij niet in het spel. Bovendien is nog de garantie opgenomen dat de overeenkomst wordt aan gegaan door de plaatselijke N. V.waarin vijf vertegenwoordigers van de gemeente zijn opgenomen. Enige ongerustheid omtrent deze minimale aangelegenheid hoeft dan ook niet te bestaan. De heer Van Os heeft er op gewezen dat er een B. V. -constructie is ingebracht. Daaraan ontleent hij zijn voornaamste bezwaar tegen dit voorstel. In dit verband moge ik er op wijzen dat de uiteindelijke keu ze van de structuur, zoals op blz. 3 van het voorstel is vermeld, een apart besluit van de gemeenteraad zal vergen. De constructie van de B. V. is naderhand ingevoegd, omdat is gebleken -- dit is voornamelijk een tech nische kwestie -- dat deze wellicht geld oplevert doordat geen B. T.W. hoeft te worden betaald. De besprekingen daarover zijn nog niet afgeslo ten, maar wanneer wij menen voor deze tussenweg te moeten kiezen,zal op dat punt een apart besluit in de gemeenteraad worden genomen. De heer SANDBERG: Enige maanden geleden heeft de heer Crulin deze raad gesignaleerd dat de V. V. D. -invloed bijzonder groot was.Het doet mij genoegen vanavond een eerste symptoom daarvan te kunnen waar nemen, want ik kan constateren dat de wethouder als oprecht liberaal naar onze zuiderburen gaat.' Wellicht heeft dit iets te maken met de omstan-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 500