507 18 APRIL 1974 gaan dat er op grond van deze grondkosten geen mogelijkheid zou zijn. Uit de geciteerde mededeling van het ministerie blijkt dat daarbij even tueel een bijdrage verstrekt zal worden, zodat het argument dat het col lege gebruikt wellicht wegvalt. Aan de andere kant ben ik het eens met de heer Sandberg dat eerst meer gegevens op tafel moeten komen en dat er eerst in de commissie over dit onderwerp moet worden gesproken.Daar staat evenwel de haast die gemaakt moet worden als Breda zich zou gaan aanmelden als gegadigde tegenover. Voordat ik mijn standpunt kan be palen, is het van groot belang te weten wat de wethouder op de gemaak te opmerkingen zal antwoorden. Wethouder VAN DUN: De vergadering van vanavond heb ik als bij zonder plezierig ervaren en ik wil haar graag op dezelfde wijze laten ein digen. Er zijn echter enkele opmerkingen gemaakt waarmee wel enigs zins tegen Ode schenen is geschopt;; ik zal proberen deze uitlatingen in te slikken. In de eerste plaats heeft de heer Sandberg gezegd dat het de gewoon te van het college is in dergelijke kwesties geen informatie te verstrek ken. De heer SANDBERG: Dat heb ik nu juist nfet gezegd.' De VOORZITTER: Naar aanleiding van het krantebericht.' Wethouder VAN DUN: In dit geval is nu juist -- zelfs voordat het krantebericht was verschenen -- direct na de expeditie naar Den Haag de commissie optimaal geïnformeerd over de stand van zaken. Dat er op dat ogenblik geen lid van de fractie van de V. V. D. aanwezig was, is niet mijn schuld. Vervolgens wil ik iets zeggen over het krantebericht. Men weet dat op uitnodiging van de minister een Bredase delegatie naar Den Haag is geweest en zoals gezegd is de commissie voor openbare werken dezelfde dag nog ingelicht. De krant heeft evenwel via de telex eveneens bepaal de informatie ontvangen en mij is vervolgens om commentaar gevraagd. Nadat dit commentaar in de krant is verschenen, heb ik contact gezocht met De Stem, waarbij ik van de betrokken journalist de bevestiging heb gekregen dat het bericht om redenen van technische aard, die niet bij mij maar bij de krant zelf gezocht moeten worden, bijzonder onvolle dig is gepubliceerd. Ik kan mij voorstellen dat dit alles aanleiding geeft tot een stellen van vragen. Het college heeft overwogen hoe het moest reageren op het ver zoek van de heer Crul en mevrouw Van Nes en het verzoek van de heer Sandberg. De verstandigste oplossing leek ons het doen van een medede ling aan de raad. Inmiddels was de vergadering van de commissie voor openbare werken al weer achter de rug dit aan het adres van de heer Spanjer -- zodat deze mededeling daar niet aan de orde is geweest.Het is overigens duidelijk dat de discussie over deze materie in de commis sie zal worden voortgezet. Het verheugt mij dat verscheidene raadsleden om een nadere toe lichting van de zijde van het college hebben gevraagd. Voor mijzelf heb ik een vergelijking gemaakt: als het college de bevoegdheid zou hebben op dit ogenblik te bepalen dat iedereen in de raad die een groene strop das draagt 100, -- krijgt, kan men de raadsleden straks thuis niethet verwijt maken dat zij buiten de prijzen zijn gevallen omdat zij geen groe ne stropdas droegen. Men kan alleen maar zeggen: "Zorg dat je de vol gende keer wel een groene stropdas draagt, want dan val je als het col-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 507