511
18 APRIL 1974
den zijn. Nu geloof ik dat wij geen groeigemeente meer zijn,maar er
worden allerlei mogelijkheden aangegeven. Het belangrijkste element
van de regeling is dat de werkgelegenheid erdoor wordt gestimuleerd en
dat de heersende woningnood er voor een gedeelte door kan worden op
gelost. Ik herhaal dat er praktisch geen voorwaarden worden gesteld.De
wethouder heeft gezegd dat er dusdanige voorwaarden worden gesteld,
dat daaraan niet kan worden voldaan, maar er worden bijna geen voor
waarden gesteld. Als er een plan op tafel kan worden gelegd -- en de
heer Froger heeft zojuist gezegd dat hij dat kan, als er maar
De heer FROGER: Dat heb ik niet gezegd.'
De heer CRUL: O, ik dacht dat u dat bedoelde.
De heer FROGER: Ik heb gezegd: je moet een prijsvraag uitschrij
ven, dan haal je dat wel. De beroemde, weet u wel?
De heer CRUL: Ik meende dat u er al op ingeschreven had.
De heer FROGER; Dan kent u de gemeentewet niet, want daar mag
ik niet aan deelnemen.
De heer CRUL; O, ik dacht dat dat toch wel eens gebeurde.'
De heer FROGER: Niet bij mij.'
De heer CRUL: Ik meen, kortom, dat de mogelijkheden wel de
gelijk aanwezig zijn. Naar ik heb begrepen worden bij het ambtelijk
apparaat mogelijkheden gezien die wellicht in gesprekken met staats
secretaris Schaefer nader kunnen worden uitgewerkt. In deze zin heeft
de heer Spanjer zich in de fractievergadering uitgelaten. Ik meen dat
wij tot de conclusie kunnen komen dat de teneur van de motie door de
raad wordt onderschreven.
De heer KROON: Nee.'
De heer CRUL: Ik dacht dat u zoëven al naar huis was gegaan.'
De teneur van de motie wordt naar ik meen door de raad in
meerderheid -- onderschreven. Daar zou ik het vanavond bij willen la
ten, zodat de motie wordt "meegenomen" naar de commissie vooropen-
bare werken. Wanneer na uitvoerige bespreking van de motie in de com
missie blijkt dat deze uitgevoerd kan worden, hebben wij daar natuurlijk
geen bezwaar tegen. Eventueel kan de motie ook in de raadsvergadering
van mei aan de orde worden gesteld. Indien er van de kant van het col
lege geen enkele bereidheid bestaat hier op in te gaan omdat men meent
aan het eind van zijn Latijn te zijn, zullen wij ons moeten beraden over
de vraag of wij in dezen in mei een initiatief-voorstel zullen indienen.
De heer VON SCHMID: Om met de laatste woorden van de heer
Crul te beginnen, ik verwachtte dat hij zou gaan zeggen dat de PAK-
fractie in dat geval toch nog een wethouder zou voordragen teneinde er
in het college een bepaalde mening door te krijgen. Overigens heeft het
antwoord van de wethouder mij in hoge mate overtuigd. Ik ga er van uit
dat de door hem genoemde feiten "harde feiten" zijn. Bovendien meen
ik -- dat is misschien een meer psychologische benadering van de kwes
tie dat de wethouder, als hij mogelijkheden zag om in Breda iets met