512
18 APRIL 1974
het plan-Gruyters te doen, dit zeker niet zou nalaten. Zonder te willen
zeggen dat het plan van de minister uit de lucht gegrepen is, meen ik
dat hij iets heeft voorgesteld waartoe in sommige gemeenten mogelijk
heden aanwezig zijn maar in een groot aantal gemeenten niet. Minis
ter Gruyters is ook bij vroegere plannen wel eens optimistisch geweest,
zodat het heel goed mogelijk is dat hij ook deze kwestie te optimistisch
heeft beoordeeld. In ieder geval heb ik uit het antwoord van de wethou
der opgemaakt dat wij in Breda aan de regeling in haar huidige vorm
niets hebben. Overigens is het zeer lofwaardig dat het college gaat be
kijken of er op langere termijn nog iets met de regeling kan worden ge
daan. Omdat er evenwel op korte termijn niets met de regeling kan wor
den gedaan kan ik thans noch de motie, noch de teneur daarvan onder
steunen.
De heer SANDBERG: Ik blijf bij mijn standpunt dat het beter is de
mededeling van burgemeester en wethouders en de motie en de discus
sie naar de commissie te verwijzen, opdat deze de materie uitvoerig
bespreekt. Er zijn mensen die wèl overtuigd zijn en mensen die niet over
tuigd zijn. Voorts zijn er mensen die de teneur wèl onderschrijven en ik
behoor tot degenen die deze teneur niet onderschrijven, aangezien deze
mij te dwingend voorkomt en mij het argument van de wethouder dat
gebruikmaking van de regeling onmogelijk is wel aanspreekt. Het lijkt
mij niet wenselijk iets onmogelijks in een motie vast te leggen. Er dient
zo snel mogelijk een commissievergadering te worden belegd. Misschien
is het onderhoud met de staatssecretaris aanleiding voor het beleggen van
een extra commissievergadering. In ieder geval moet de commissie zich
nog maar eens uitgebreid over dit onderwerp beraden en als daarbij werke
lijk belangrijke aspecten aan het licht komen, zal de materie naar ik
hoop opnieuw in de raad aan de orde worden gesteld.
De heer VAN CAULIL: Mijn fractie kan ermee akkoord gaan dat
dit alles nog eens in de commissie voor openbare werken zal worden be
sproken. Ook wij zijn overigens geheel overtuigd door de wethouder en
menen dat hij, indien er een mogelijkheid was, deze zou hebben aan
gegrepen. Ik heb een concrete vraag gesteld over de Gerardus Majella-
wijk omdat ik wist dat er voor andere gebieden geen mogelijkheden wa
ren. De wethouder heeft mij kunnen overtuigen dat er ook voor de Ge
rardus Majellawijk geen mogelijkheden zijn. Overigens meen ik dat wij
attent moeten blijven op eventuele mogelijkheden op lange termijn.
Over de motie nog het volgende. Wij kunnen altijd wel zeggen
dat een motie moet worden "meegenomen", maar wat heeft dat nu eigen
lijk voor betekenis? Laat ons nu duidelijk zeggen dat wij deze motie niet
kunnen steunen. In de motie wordt van het college verlangd dat het op
zeer korte termijn een plan aan de minister voorlegt. Dat is niet uitvoer
baar. Ik kan de teneur van de motie onderschrijven wanneer deze inhoudt
dat wij attent moeten zijn, onder andere met het oog op de werkgelegen
heid. De motie zelf wil ik echter duidelijk afwijzen, want met een der
gelijke motie kunnen wij nergens aankomen.
De heer SPANJER: Ik heb in het bijzonder aangedrongen op een gron
dige bespreking in de commissie voor openbare werken, omdat wij naar
ik meen geen van allen over volledige informatie beschikken. Er wordt
geschermd met de brief van de minister, maar gezien de aantekeningen
van ambtenaren over de mondelinge uitlatingen van de minister kom ik
tot een enigszins andere conclusie. De heer Crul heeft gezegd dat er door
de minister geen voorwaarden worden gesteld. In de aantekeningen van
ambtenaren komt echter de opmerking voor dat de regeling bij voorkeur