524 16 MEI 1974 Ter bestudering van de organisatorische en financiële problemen bij de N. A.C. zijn in december 1973 commissies ingesteld. Uit de rapportage daaromtrent heb ik kunnen opmaken dat ae financiële situatie slecht kan worden genoemd en bovendien nog steeds verder verslechtert. De leden van bedoelde commissies hebben zelfs over- wogen hun opdracht terug te geven, maar in het belang van N.A. C. hebben zij toch rapport uitgebracht. Thans stelt het college ter leni ging van de acute financiële nood voor in het exploitatietekort 1973- 1974 een bedrag van 108.000,-- bij te dragen. Dit bedrag vinden wij terug in de begroting voor 1974 van de dienst voor jeugd en sport. Bij deze gelegenheid zou ik de opmerkingen die ik bij de verlening van de subsidie voor het seizoen 1972-1973 heb gemaakt willen herhalen. Desondanks meen ik dat N.A.C. uit de acute moeilijkheden moet komen, zodat ik eveneens bereid ben met punt b. van het voorstel akkoord te gaan. B. en w. merken in het voorstel op dat zij bereid zijn aan de raad voor te stellen gedurende vijf jaar maximaal 200.000,-- per jaar te verstrekken, waaraan dan enkele voorwaarden verbonden zouden moeten worden. In de eerste plaats zou N.A.C. in de ere divisie moeten blijven -- gelukkig kunnen wij constateren dat in middels aan deze voorwaarde is voldaan -- en in de tweede plaats zouden derden bereid moeten zijn eveneens gedurende vijf jaar 100.000,-- op tafel te leggen. Met het oog op de ervaringen die wij thans hebben opgedaan twijfel ik eraan of aan de tweede voorwaarde zal kunnen worden voldaan. Ik heb begrepen dat het college nog slechts een plan heeft ontvouwd, waarover vanavond nog geen besluit hoeft te worden genomen, zodat ik thans nog geen uitspraak doe omtrent de bereidheid van de raad op dit punt: mijns inziens moeten wij later aan de hand van goede documen tatie en mede op grond van gegevens over het seizoen 1973-1974 -- dat inmiddels bijna ten einde is -~ een uitspraak doen. Ik ver schuif mijn beslissing derhalve naar een later tijdstip en ik bevind mij daarbij in goed gezelschap, aangezien het grootste gedeelte van de C. D. A.-fractie deze zienswijze deelt. De heer NIHOT: Ervan uitgaande dat het betaald voetbal als vorm van passieve recreatie een belangrijk onderdeel vormt van het totale recreatiepatroon in de regio, kunnen wij ons afvragen of wij deze recreatieve voorzieningen juist waarderen. Overschatten wij dit deel van het recreatieve patroon en blijven wij te dien aan zien beneden de maat? Een andere, niet minder belangrijke vraag is: behoren niet ook het rijk en de provincie een aandeel te heb ben in het waarderen van het recreatiepatroon met betrekking tot het betaald voetbal? In het eindrapport van de studiecommissie "subsidiëring betaald voetbal" wordt duidelijk gesteld dat een sprei ding van de lasten noodzakelijk is en dat het rijk, de provincie, de gewesten en de nabuurgemeenten daarin dienen te participeren. Daaruit blijkt echter tevens dat naar het oordeel van deze commis sie het bedrijfsleven een taak heeft met betrekking tot het welzijn, dus de recreatie van de werknemer. Op grond van die visie kan men stellen dat de meest ideale situatie zich zou voordoen, als overheden èn bedrijfsleven de middelen op tafel zouden brengen om de afdeling betaald voetbal van N.A.C. de nodige steun te geven. Daartegenover moet dan staan dat van de zijde van N. A. C. alles wordt gedaan om tot een zuinig doch effectief beheer te ko men.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 524