52
17 JANUARI 1974
doet0
Wethouder VAN GRAAFEILAND: Het onderhavige voorstel ontmoet
onmiskenbaar de sympathie van in ieder geval een belangrijk gedeelte
van de raad, Tk ben het volkomen met de heer Kroon eens dat het plan
uit een oogpunt van ruimtelijke ordening voor Breda zeer gunstig is en
dat het van belang is dat dit voorstel snel in de raad wordt behandeld.
Dit is dan ook één van de redenen dat wij gemeend hebben dit punt on
danks de afwezigheid van de heer Van Dun in de vergadering van heden
avond aan de orde te moeten stellen.
De heer Spanjer is ingegaan op de situatie van Princenhage-West I
en hij wil daar in ieder geval het gehele gebied bij betrekken. Hij heeft
er volkomen gelijk in dat met de voorgestelde bouw tevens wordt beoogd
de winkelvoorzieningen in de kern van Princenhage te stimuleren, ter
wijl het daarnaast de bedoeling is de sfeer in de omtrek te verbeteren.
De differentiatie in de woonbebouwing met betrekking tot uiteenlopende
huren, de toepassing van vrijwel uitsluitend laagbouw en de bouw van
eengezinswoningen wordt door het belangrijkste gedeelte van de raad met
goedkeuring tegemoetgezien; alleen mevrouw Van Nes plaatst hier een
vraagteken bij en is van mening dat de differentiatie voornamelijk te
vinden is in de breedte van de woning en de huur, hetgeen zou leiden tot
een standaard-wijk voor standaard-gezinnen met een standaard-inkomen.
Nu is het de bedoeling dat een negental typen woningen wordt verwezen
lijkt met een vrij laag bebouwingspercentage, hetgeen toch tot een bij
zonder leefbare wijk leidt.
Daarnaast bestaat in de zuidwesthoek van het gebied waarop het
bestemmingsplan, dat mevrouw Van Nes in de discussie heeft betrokken,
betrekking heeft, de mogelijkheid een meergezinshuis in een bijzondere
woonvorm op te richten. Dit betekent dat de opmerking van mevrouw
Van Nes dat in dit gebied noch jongeren, noch studenten, noch onvol
ledige gezinnen een plaats zouden kunnen vinden, niet geheel opgaat,
althans wanneer het genoemde project zal worden gerealiseerd. Hieruit
volgt dat de wijk in mindere mate een standaard-wijk is dan mevrouw
Van Nes haar doet voorkomen.
De opmerkingen van mevrouw Van Nes op het gebied van het on
derwijs zal ik gaarne ter beantwoording overlaten aan mijn collega, de
heer Broeders,
De heer Spanjer is ingegaan op het totaal aantal woningen. Met
zijn berekeningen zit hij er niet zo ver naast: hij heeft een getal van
850 genoemd en in werkelijkheid zijn er 720 woningen in het geding.
Ongeveer 70 woningen zullen in de vrije sector worden gebouwd, voor
110 woningen wordt een maximale huur -- op het ogenblik van het te
kenen -- van 375, -- per maand gegarandeerd, terwijl 140 woningen
voor de sociale woningbouw bestemd zijn. Op deze laatste categorie
meen ik in het bijzonder nog even te moeten ingaan. De heer Spanjer
heeft namelijk de vraag gesteld of er woningen in deze sector gebouwd
zullen worden en zo ja, hoeveel. Er zullen er om precies te zijn 141
worden gebouwd, waarvan naar alle waarschijnlijkheid ongeveer 80 in
de premiecorporatiebouw en 60 als woningwetwoning. Dit betekent dat
er tussen Wilma en de woningbouwvereniging die in dit gebied optreedt
overeenstemming is bereikt over de grondprijs die zal neerkomen op ca.
10. 000, -- per kavel. De onzekerheid die mevrouw Van Nes heeft ge-
etaleerd wordt hiermee in feite opgeheven, aangezien de woningbouw
verenigingen bereid blijken te zijn de grond van Wilma te kopen. Op
dit ogenblik is nog niet bekend hoe de precieze verhouding zal zijn tus
sen de woningwetbouw en de premiecorporatiebouw, maar in ieder geval
zullen 60 woningen als woningwetbouw worden gerealiseerd, terwijl de