535
16 MEI 1974
om aan geld te komen en dat klopt: zojuist heb ik bijvoorbeeld
een doosje lucifers van de voetbalvereniging Groen-Wit gebruikt.
Hoewel het college de benodigde dekking niet aangeeft,
neem ik aan dat het wel op de verantwoordste manier te werk zal
gaan. Als b. en w. in staat zijn een zó royaal gebaar te maken
en zelfs voor de verdere toekomst verwachtingen te scheppen van een
zó grote omvang, neem ik aan dat zij een even grote ruimte zul
len vinden voor op zijn minst alle andere sportverenigingen tezamen.
Mocht ik mij daarin vergissen, dan hoor ik dat wel. Ik stel het
bijzonder op prijs de opvattingen in dezen te vernemen.
Er is gezegd dat ik aan de tijd moet denken. Wellicht móet
er nog een "returnmatch" worden gehouden, maar in ieder geval
zal het duidelijk zijn dat ik geen voorstander ben van de gevolgde
gang van zaken en van de voorstellen die ons zijn gedaan. Hoewel
ik niemand zijn voetbalplezier misgun, ben ik van mening dat een
zuiverder afweging van de verantwoordelijkheden ten opzichte van de
Bredase gemeenschap dient plaats te vinden.
Hierbij zal ik het maar laten. Ik ben zeer benieuwd naar
hetgeen het college ons gaat vertellen, maar de genoemde heren
zullen zeker niet met het voorstel kunnen meegaan.
De VOORZITTER: Onafhankelijk van hetgeen wij gaan ver
tellen?
De heer VON SCHMID: Het is zeker niet mijn bedoeling zó
lang te spreken, dat wij in tijdnood komen, en ik hoop zelfs enige
tijdwinst te bewerken. Toch wil ik over dit onderwerp enkele op
merkingen maken. Zolang ik in de raad zit, ben ik om allerlei
redenen voorstander van subsidie aan N. A. C. geweest. Het lijkt mij
van belang voor Breda dat deze club in de eredivisie kan spelen,
ten eerste omdat daarvan een stimulerende uitwerking op het ge
hele sportgebeuren in de stad uitgaat en voorts op grond van en
kele andere overwegingen die ik nu niet alle zal vermelden. Op
grond van het voorafgaande kan ik zonder meer akkoord gaan met
het eerste deel van het voorstel, dat in het verlengde van reeds
eerder genomen besluiten ligt. Voorts zal ik mij niet tegen de plan
nen voor de toekomst verklaren, hoewel ik graag op enkele onzeker
heden wil attenderen. Terecht is vanavond gewezen op het uitblijven
van bijdragen van derden, in het bijzonder van het bedrijfsleven.
Het is volkomen duidelijk dat wij niemand kunnen verplichten een
bijdrage te leveren; de raad kan er slechts op aandringen dat het
bedrijfsleven gaat inzien dat men, als men in Breda een eredivisie
club op een redelijk niveau wil handhaven, ook van particuliere
zijde stimulerend zal moeten optreden. Zelfs als de gemeente
steeds meer geld kan bijdragen, is zij altijd aan bepaalde bedragen
gebonden; in verband daarmee zal ik straks nog iets zeggen over
de prioriteiten. In ieder geval meen ik dat een club in het huidige
profvoetbal slechts op niveau kan blijven, als zij over zó ruime
financiën beschikt, dat zij de nodige uitgaven -- bijvoorbeeld voor
de aankoop van spelers -- kan doen. Indien dat niet mogelijk is,
blijft het naar ik verwacht steeds hangen en wurgen, waarbij N.A.C.
telkens bijna degradeert en dat lijkt mij geen stimulans voor het
gebeuren in deze stad. Ik zie de toekomst dan ook somber in, wan
neer er inderdaad geen respons van het Bredase bedrijfsleven komt.
Op het ogenblik kunnen wij een en ander evenwel nog niet overzien,