537 16 MEI 1974 De heer KRAMER: Ik hoop in de eerste helft tot scoren te komen, zodat wij omwille van de tijd resultaatvoetbal kunnen gaan spelen.' Als inleiding wil ik een deel van de voorgeschiedenis schetsen,om vervolgens een vervolg te geven op eerder door mij gehouden betogen. Daarna wil ik alles nog eens op een rijtje zetten teneinde tot een ver antwoorde beslissing te komen, hetgeen zeker nodig is nu wij een ernstig en bepaald niet eenvoudig probleem ter tafel hebben liggen, namelijk de subsidiëring van de voetbalvereniging N.A.C. waar een tekort van ruim 600. 000, -- bepalend is voor het genoemde ernstige en niet een voudige karakter van het probleem. Ik ga terug naar 14 december 1972, in de eerste plaats ter opfris sing van het geheugen. Door mij is bij die gelegenheid opgemerkt dat wij de dienst voor jeugd, sport en recreatie gingen "uitkleden", waarbij ik mijn vrees uitsprak dat deze dienst lelijk op de tocht kwam te staan. Omdat de wethouder toen verklaarde dat dit ontmantelingsproces zich slechts één maal zou voordoen, heb ik vóór de subsidie gestemd. Tijdens de behandeling van de begroting voor 1974 heb ik onder andere gezegd dat de financiële nood uitzichtloos was en dat men om nog méér schreeuwde. Bovendien heb ik opgemerkt dat het probleem een nationaal karakter draagt en niet door Breda alleen kan worden opgelost. Ik heb bij die gelegenheid nog meer gezegd, maar de heer Van Os is reeds zo vriendelijk geweest daarover te spreken. Vervolgens wil ik een overzicht geven van hetgeen niet mogelijk was bij de deelbegroting voor jeugd, sport en recreatie. In de eerste plaats noem ik iets, waarvoor gelukkig nog een oplossing is gevonden -- daar voor hebben wij dan wel drie commissievergaderingen nodig gehad namelijk het kindertarief in de zwembaden voor de vijf- tot en met der tienjarigen. In de tweede plaats kreeg de gemeentelijke sportstichting f. 43.420, -- minder dan in 1973; het college van b. en w. heeft zelf opgemerkt dat tengevolge daarvan uitstel van subsidiëring van vereni gingsactiviteiten is opgetreden. In de derde plaats: geen sporthal in Noord in 1974. In de vierde plaats.- het jeugd- en jongerencentrum kon geen 64, 000, -- extra voor noodzakelijke activiteiten krijgen. In de vijfde plaats: de verkeersopvoeding, door particulieren voorgesteld, kwam on verwachts in een doodlopende straat terecht. In de zesde plaats: geen nieuwe speeltuinen, In de zevende plaats: moeilijkheden met de reali sering van het gemeenschapshuis Oost, In de achtste plaats: idem met betrekking tot de drugvoorlichting. In de negende plaats: praktisch geen ruimte voor "onvoorzien en experiment". In de tiende plaats noem ik toch ook nog de Galderse Meren, om maar niet te spreken over de aan pak van nieuwe activiteiten, zoals een eventuele aanpassing aan de ge wijzigde recreatiebehoeften. Als voorbeeld noem ik de activiteiten van de Baroniese hengelaars met betrekking tot de jeugdigen en de bejaar den. Het tweede overzicht dat ik wil geven heeft betrekking op de sa neringsnota: 1. Beperking secretariaatsfuncties van de jeugdadviesraad en de sportstichting. 2. Minder seizoenpersoneel bij de zwembaden. 3. Geen subsidiëring werkgroep jeugd en natuur. 4. Een verlaging metf.7.000,- van de post "manifestaties". 5. Afvoering van de post "groenvoorziening bij het sportcentrum". 6, Sluiting van "'t Ei" per l-l-'75; de motie om dit niet te doen is bekend. Dit alles beseffende hebben wij -- en ik bedoel alle leden van de commissie voor jeugd, sport en recreatie -- grote bedenkingen gehad en zeker voor mij waren er bij het goedkeuren van deze deelbegroting vrij veel "mitsen". Wanneer ik nu enkele algemene opmerkingen mag maken, wil ik

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 537