556 20 MEI 1974 De VOORZITTER: Mijnheer Jansen, u bent overgevoelig. Wethouder VAN DUN: Als wij de overgevoeligheid van de heer Jan sen laten voor wat zij is constateer ik op dit moment -- hij komt daar on getwijfeld op terug -- dat de heer Jansen in de commissie gunstig met be trekking tot dit voorstel heeft geadviseerd. Ik meen dat ik het vrij kort kan houden. Wat is er in feite aan de hand? Er is een sportpark Wisselaar waar een experiment gaande is. Het experiment bestaat uit het realiseren van een open sportpark en laten wij nu eerlijk tegen elkaar zeggen dat dit experiment mislukt is. De op het sportpark Wisselaar sport beoefenende verenigingen worden nadrukkelijk gestoord in de uitoefening van die sport, zodat de verenigingen niet alleen tot liquidatie worden gebracht maar er ook bijzonder weinig animo is om sport te beoefenen. Als men consta teert dat het experiment is mislukt moet men teruggaan naar de conven tionele manier van sportparkbewaking door het plaatsen van een omheining. Dat is niets bijzonders, dat is in Nederland een normale situatie. De uit zonderingssituatie in Breda is niet geslaagd en dus gaan wij terug naar de situatie die overal wordt gehanteerd: de conventionele oplossing van een omheining. De heer America heeft gezegd dat er met niemand overleg is ge pleegd. De heer Von Schmid duidt er op -- en daar heeft hij gelijk in -- dat één van de redenen om dit voorstel naar voren te halen het verzoek van de op dat terrein opererende sportverenigingen zelf is. Zij hebben zelf ge vraagd om de in dit voorstel aangekondigde maatregelen en met hén is overleg gepleegd. Deze twee dingen kunnen wij naast elkaar zetten. In feite is het nor maal dat een sportpark omheind wordt; het niet omheinde sportpark was een experiment dat mislukt is. In de tweede plaats hebben de sportvereni gingen zelf om het plaatsen van een omheining verzocht. Deze twee ar gumenten leiden er toe dat wij de raad dit voorstel aanbieden. Dan vragen de heer Nihot en mevrouw Jager wat wij gaan doen als er straks toch schade komt. De heer Van Os heeft het zelfs over draadknip tangen gehad, maar ik ben van mening dat wij dan de dingen tegen el kaar moeten gaan afwegen. Wat weegt het zwaarste? Ik meen dat wij als raad een appèl kunnen doen op een normaal Bredanaarschap; als men op het sportpark Wisselaar zijn sport niet direct kan uitoefenen en als er dan een omheining moet worden geplaatst, dan is het naar mijn mening niet aan deze raad om nu al te veel angst te hebben voor draadkniptangen,ver nielingen etc. Dan is het een kiezen tussen beide situaties. Of u moet zich duidelijk uitspreken voor de situatie van een open sportpark, waar de sport niet bedreven kan worden zoals dat eigenlijk zou moeten, éf u moet zich uitspreken voor het collegevoorstel waarbij wij inderdaad het risico van vernielingen lopen. Wij hopen echter dat de vernielingen de sport minder zullen belemmeren ook uit financieel oogpunt bezien dan op dit moment het geval is. Mevrouw PAULUSSEN: Ik meen dat in eerste instantie niet alle vra gen zijn beantwoord. De VOORZITTER: De tweede termijn is aan de orde. Mevrouw PAULUSSEN: In eerste termijn zijn niet alle vragen be antwoord, met name wat betreft het projectteam en de sector van de maatschappelijke dienstverlening. De VOORZITTER: Die vragen liggen dan naar uw opvatting opnieuw

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 556