562
20 MEI 1974
len dat die commissie gewoon niet in haar opdracht slaagt, maar het is
eenvoudig onmogelijk om op dit ogenblik van duistere problematiek ten
aanzien van de exploitatie van gemeenschapshuizen in te gaan op de vraag,
welke gemeenschapshuizen nog meer voor subsidie in aanmerking komen.
De heer America zegt terecht dat uit een bepaald rapport blijkt dat er een
veelheid van gemeenschapshuizen in Breda is, die een nadelig exploitatie
saldo hebben dat bijna onverantwoord gaat lijken. Het is waar dat men de
ze aangelegenheid langs een geheel andere "insteek" moet benaderen dan
via bevolkingsaantallen, plaatsen waar nog meer huizen moeten komen
etc. Het is naar mijn mening de taak van het college een andere proce
dure op gang te brengen om door deze impasse heen te breken en één van
de procedures, die ons voor ogen staan, is de inschakeling van een in Bre
da bestaand instituut, namelijk de Federatie voor Gemeenschapshuizen
die met het college bezig is te komen tot een sanering van de subsidie
regeling in de richting van bepaalde gemeenschapshuizen. Dat is de pro
blematiek in het algemeen.
Wij gaan in dit prioriteitenlijstje voorbij aan Tuinzigt en de heer
Jansen heeft terecht gezegd dat wij er nog niet uit zijn. Het is namelijk
merkwaardig dat er telkenjare op de begroting bijdragen in de exploitatie
worden uitgetrokken, die budgettair ten laste van de gemeenschap komen
en waarbij wij reserveren ten gunste van Tuinzigt, Wisselaar en Breda-
Oost, terwijl elk jaar weer blijkt dat het geld wel voor andere doeleinden
is gebruikt, maar niet voor realisatie van dfe gemeenschapshuizen. Er is
dus iets aan de hand en ik geloof dat wij nadrukkelijk moeten uitzoeken
wét er aan de hand is. Het is de vraag of de semi-permanente voorziening
in Tuinzigt op korte termijn tot een permanente voorziening moet worden
uitgebouwd. Dezelfde vraag geldt voor Wisselaar; men wil daar geen semi-
permanente maar een permanente voorziening, hetgeen ook een discussie
punt vormt. Wij moeten ons gelukkig prijzen dat in Breda-Oost tenminste
een oplossing in de vorm van een gemeenschapsvoorziening is gevonden.
Dan kunnen wij die prioriteitstelling natuurlijk gebruiken en kunnen wij
zeggen dat wij geen oplossing weten als de problematiek-Effen op ons af
komt. Wat is er echter in Effen aan de hand? Daar is door de burgerij een
initiatief voor een gemeenschapshuis genomen, waarbij een aantal din
gen toch duidelijk naar voren komt. In de eerste plaats is het bijzonder
goedkoop, in de tweede plaats wordt door de burgerij een bedrag opta
fel gelegd en in de derde plaats is de bijdrage van de gemeente gering.
Een bedrag van 12. 000, -- per jaar staat, niet in verhouding tot de bij
dragen die andere gemeenschapshuizen vergen. In de vierde plaats -- ook
dat is in de commissie behandeld -- wordt door het stichtingsbestuur ter
plaatse de garantie gegeven dat de exploitatie door de vraag naar die
ruimte minstens voor de eerstkomende tien jaren veilig is gesteld. Opgrond
van die vier argumenten hebben wij als college besloten een impasse te
doorbreken; wij moeten niet blijven studeren totdat wij de dingen einde
lijk op een rij hebben, maar gewoon dit initiatief honoreren omdat het
om een goede zaak gaat. Dit is de achtergrond van het aan de raad aange
boden preadvies.
De heer AMERICA; Ik ben hoogst verbaasd dat er een Federatie van
Gemeenschapshuizen bestaat. Ik kan mij namelijk herinneren dat ik se
cretaris van die stichting ben geweest en dat zij al jaren slaapt. Ik vind
het jammer dat mijn collega-raadslid de heer Van Loon nu niet aanwezig
is, want wij hebben al jaren gevraagd of die federatie niet ingeschakeld
zou kunnen worden. Dat is gewoon nooit gebeurd en nu, na vier jaar,krij
gen wij te horen dat iets wat dood is weer tot leven wordt geroepen en
dat daar iets van verwacht kan worden. Ik moet u echter zeggen dat ik