569
20 MEI 1974
Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van bur
gemeester en wethouders besloten.
22. bijlage nr. 148
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET NE
MEN VAN EEN PRINCIPEBESLUIT TEN AANZIEN VAN DE VOOR
WAARDEN TOT VERKOOP VAN GRONDEN IN DE HAAGSE BEEM
DEN TEN BEHOEVE VAN DE VESTIGING VAN EEN BEDRIJVENPARK.
De heer CRUL: Deze aangelegenheid heeft drie aspecten. Ten eerste
is er de wijze van beschikbaarstelling van de grond, waar de heer Spanjer
zoeven ook al over gesproken heeft: verkoop, verhuur of erfpacht. Daar
naast zijn er de functie en de taakstelling van de B. R. I. M, en de relatie
van de B. R. I. M, met de gemeente. Tenslotte is er dan nog de concept
overeenkomst tussen de B. R. I. M. en de beheerder van het bedrijvenpark,
de firma L. C. P.welke concept-overeenkomst ter inzage heeft gelegen.
Wij gaan een nieuw gebied als industrieterrein uitgeven en gezien de nog
niet opgeloste bezwaren tegen het bestemmingsplan voor dit gebied is dit
geen aangelegenheid waarover onmiddellijk kan worden beslist. De plan
nen voor het uitgeven van dat gedeelte van de Haagse Beemden als indus
trieterrein zijn in ieder geval door de raad goedgekeurd en daar moeten
wij even van uitgaan.
Wij hebben het voorstel al in de oktobervergadering besproken en
wij hebben toen gezegd dat wij in principe met het bedrijvenpark akkoord
zouden gaan. Wat betreft de verkoop van de grond en de wijze waarop die
ter beschikking gesteld zou kunnen worden zouden wij het volgende wil
len opmerken. In de besprekingen over deze zaak kunnen drie methodes
als uitgangspunt dienen: verhuur, erfpacht en verkoop, en deze methodes
zouden tegen elkaar afgewogen moeten worden. Nu is deze raad in de ok
tobervergadering akkoord gegaan met verdere onderhandelingen met het
bedrijvenpark en wij menen dat de raad toen ook akkoord is gegaan met
de methode van grondtransacties die tot nu toe werd gehanteerd, name
lijk grondverkoop. Daar willen wij nu dus niet op terugkomen. Wij be
treuren het wel dat de toezegging dat er een nota over deze aangelegen
heid zou komen, een aantal jaren geleden aan de heer Spanjer gedaan,
nog steeds niet gestand is gedaan. Wat deze aangelegenheid betreft gaan
wij dus met verkoop akkoord, maar als er geen informatie over alterna
tieve mogelijkheden beschikbaar komt zal de PAK-fractie niet met ver
dere voorstellen tot verkoop van het industrieterrein meegaan. Wij vin
den het noodzakelijk dat, voordat over verdere transacties wordt gespro
ken, in de raad een beslissing over de methodieken wordt genomen.
Vervolgens de relatie tussen de B.R. I. M. en de gemeente. Voor
zover ons bekend is de gemeente in de N. V. B. R. I. M. een zo belang
rijke aandeelhouder, dat wij de verantwoordelijkheid hebben voor de ac
tiviteiten van deze N. V. De heer Van Banning informeert ons ook jaar
lijks over deze activiteiten omdat hij als raadslid zitting in de N. V.
heeft. Wij willen dus ook spreken met het oog op de overeenkomst, die
de B. R. I. M. met de Engelse firma denkt te sluiten. Die overeenkomst
gaat op verschillende punten verder dan normaal bij dit soort verkopen
het geval is. In de commissie is daar al over gesproken en van mijn kant
is er nogal wat voorbehoud betreffende de inhoud van de overeenkomst ge
maakt. Hij heeft slechts enkele dagen ter visie gelegen en ik heb de in
druk dat de meeste commissieleden niet voldoende gelegenheid hadden
gehad om de aangelegenheid te bestuderen en hun inzicht over de over
eenkomst tussen B.R. I.M. en L. C. P. vast te leggen. Misschien kunnen
de andere commissieleden daar nog het één en ander over zeggen. Het