56 17 JANUARI 1974 aangehouden wordt; naar mijn opvatting zal dit een prettige ervaring zijn. De heer VEELENTURF: Graag wil ik de woorden van de heer Van Caulil ondersteunen. Ik ben blij dat de discussies nu achter de rug zijn, opdat de ontwikkeling van Princenhage kan beginnen. De VOORZITTER: Wij zullen het proberen. Wethouder VAN GRAAFEILAND: Een zeer essentiële verandering in het bestemmingsplan in vergelijking met het globale bestemmings plan dat aanvankelijk in de raad aan de orde is gesteld, wordt inder daad gevormd door de gewijzigde wegenstructuur, die de heer Spanjer heeft genoemd. Het doorgaande verkeer is in de wijken vermeden en men heeft getracht daar alleen het bestemmingsverkeer een functie toe te kennen. De deelnemers aan het bestemmingsverkeer zijn in het al gemeen bekend met de plaatselijke situatie, zodat de kinderen en de andere gebruikers van de openbare weg optimaal beveiligd zijn. De heren Spanjer en Kroon hebben hun onzekerheid met betrek king tot de geluidshinder uitgesproken. In de commissievergadering is ter sprake gekomen dat de 100 m-grens die is aangehouden berust op een norm van rijkswaterstaat, waar men van mening is dat het aantal decibels dat op deze afstand nog doordringt op een aanvaardbaar niveau ligt. Voorzover men de situatie op het ogenblik bekijkt, is dit het ge val indien de geprojecteerde begroeiing is aangebracht. Dat bij het aan brengen van deze begroeiing nauw overleg met instanties die veel van dit gebied afweten nodig is, lijdt geen twijfel. Het lijkt mij gewenst dat de opmerkingen die de heer Van Caulil heeft gemaakt en die de heer Veelenturf heeft gesteund de desbetreffen de ambtenaren bereiken, opdat zij merken dat hier en daar toch ook nog enige waardering bestaat voor de resultaten van de inspraak. De ver wezenlijking die op de te nemen besluiten volgt zal inhouden dat, voor zover het gewenst is in het kader van de aspecten die aan de orde zijn procedures op touw te zetten, deze procedures uiteraard zullen worden gevolgd. Wethouder BROEDERS: In zekere zin is het moeilijk iets te zeg gen over de scholenbouw in Princenhage-West. In de eerste plaats moet ik constateren dat het gemeentebestuur binnen het kader van de wette lijke bepalingen moet werken. Mevrouw Van Nes heeft gesproken over een school die openstaat voor alle kinderen en die bestaat natuurlijk al: het openbaar onderwijs staat open voor alle kinderen, maar men weet dat er enkele wettelijke bepalingen zijn waaraan het gemeentebestuur moet voldoen. Dit houdt in dat er katholiek, protestants-christelijk, openbaar en bijzonder neutraal onderwijs kan zijn, welke vormen in Breda alle vertegenwoordigd zijn. Krachtens de wet hebben de ouders de mogelijkheid om te kiezen voor het onderwijs dat zij op grond van hun verantwoordelijkheid gewenst achten. Daaraan moet het gemeen tebestuur medewerking verlenen, hetgeen inhoudt dat de groeperingen die geen ruime keuze hebben en die alleen met een combinatie van zeer verspreid over de stad wonende kinderen een behoorlijke school- omvang kunnen bereiken te maken krijgen met een loopafstand die na tuurlijk duidelijk minder gunstig is dan bij scholen van dezelfde cate gorie die sterker verspreid over de stad liggen. Dit is een gegeven waar mee het gemeentebestuur rekening moet houden. In deze gemeenteraad is vaak gesproken over de basis waarop de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 56