572
20 MEI 1974
legenheidssituatie waarvoor wij een belangrijke verantwoordelijkheid
dragen. Uit dien hoofde ben ik geen voorstander van het inbouwen van
voorwaarden, die landelijk nog geen gemeengoed zijn, bij grondtrans-
acties. Er wordt veel over deze voorwaarden gedacht en gesproken en
ik ben van mening dat wij zeer zeker geen koploper moeten zijn,waar
door wij de Bredase situatie misschien ongunstig zouden befnvloeden.Ik
wil bepaald niet stellen dat ik hierover niet meer van gedachten zou wil
len wisselen want dat lijkt mij juist goed, maar ik zou het totaal los van
dit voorstel willen zien. Ik meen ook dat de heer Crul verschillende din
gen heeft aangeroerd die niet zoveel met het voorliggende voorstel te
maken hebben. Hij wil voorwaarden ingebouwd zien die nog niet over
al gemeengoed zijn geworden en los daarvan is mij in de commissiever
gadering niet gebleken dat een aantal commissieleden dieper op die over
eenkomst zou willen ingaan. Anders zou ik mij namelijk zeker voorstan
der betoond hebben van het creëren van een dergelijke mogelijkheid in
het kader van de vergaderingen van de commissie economische zaken.
De heer Crul heeft terecht opgemerkt dat ik gaarne praat over dingen die
de B. R. I. M. aangaan. Ik ben van mening dat de raad daar zoveel moge
lijk bij betrokken zou moeten worden en in deze geest zou ik mij ook ze
ker niet aan enige verantwoordelijkheid hebben willen onttrekken als de
ze aangelegenheid een uitvoerig punt van bespreking binnen de commis
sie economische zaken was geweest. Het is mij echter niet gebleken dat
men daar een sterke behoefte aan gevoelde en ik zou de raad dan ook met
de grootste klem willen adviseren niet op het voorstel van de heer Crul in
te gaan door het voorstel te laten terugnemen.
De heer GEENE: Mag ik de heer Crul via u een vraag stellen? Ik
dacht dat de partij, waartoe de heer Crul behoort, het regeringsbeleid
onderschreef. Is hij op de hoogte van het standpunt van de regering ten
aanzien van het opstellen van afzonderlijke sociale statuten?
De VOORZITTER: De heer Crul knikt, dus uw vraag wordt beves
tigend beantwoord. Ik meen dat het verstandig is nu eerst een kwartier
te pauzeren.
Ik schors de vergadering.
SCHORSING.
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering.
Wethouder VAN DUN: Mijn antwoord kan vrij kort zijn. In de com
missie van openbare werken is over dit voorstel in relatie tot de gemeen
te en de B. R. I. M„ gesproken, hetgeen betekent dat de uitgangspunten zo
als die in het preadvies zijn vermeld te zijner tijd tot een nieuw voorstel
aan de raad zullen leiden; mijns inziens dient dit duidelijk te worden ge
steld, Op grond van dat voorstel zal metterdaad tot verkoop moeten wor
den overgegaan, maar thans spreken wij slechts over de uitgangspunten.
Ik wil eerst op drie concrete punten ingaan. De heer Crul heeft over
verkoop en erfpacht gesproken, waarbij ik het plezierig vind dat hij heeft
gezegd dat op het ogenblik het regime van verkoop geldt zodat hij daar
mee akkoord kan gaan. Ik moet u wel zeggen dat aan de commissie van
openbare werken een nota over het uitgeven van grond in erfpacht is toe
gezegd, maar het zal zijn fractiegenoot Spanjer, die lid van de commis
sie van openbare werken is, bekend zijn dat bij de toezegging is vermeld
dat het geruime tijd kan duren voordat de nota inderdaad op tafel ligt,zo
dat ons niets kan worden verweten.