573 20 MEI 1974 De heer Van Os heeft gevraagd of het niet interessant zou zijn naar kostprijs en marktwaarde te kijken. Gezien een vergelijking tussen de prijs van de industriegronden in Breda en hetgeen in West-Brabant aan industrie terrein te koop is, meen ik dat wij beter maar niet over de marktwaarde kunnen praten. Wij kunnen alleen maar hopen dat onze kostprijs in het ka der van de werkgelegenheidsbevordering haalbaar zal zijn. Voorts heeft de heer Van Os over het fonds Artistieke Werken nogen- kele vragen gesteld. Momenteel wordt van 1% van de kosten van het bouw rijp maken van woningcomplexen uitgegaan, maar dit geldt niet voor in dustrieterreinen. Overigens mag ik de heer Van Os nog mededelen dat ook die regeling binnenkort op de helling zal komen. Het is de bedoeling dat er voor de gemeente Breda een vast bedrag per m2 zal worden vastgesteld voor gronden die bouwrijp moeten worden gemaakt. Ik meen dat de relatie tussen de B. R. I. M. en L. C. P. een aange legenheid voor collega Van Graafeiland is. Wethouder VAN GRAAFEILAND: Dit voorstel is de raad voorgelegd om de N. V. B. R. I. M. in staat te stellen bindende afspraken met L. C. P. te maken. Om die reden heeft de overeenkomst tussen B. R. I. M. en L.C.P. ook ter visie gelegen, terwijl zij tevens in de commissie van economische zaken is besproken. Om een dreigend misverstand te voorkomen wil ik er op wijzen dat het thans aan de orde zijnde gebied slechts een deel van het totale indus triegebied Haagse Beemden is. De heer Crul heeft een aantal kritische geluiden met betrekking tot de concept-overeenkomst B. R. I. M. -L. C. P. laten horen, welke kritiek met name artikel 7 gold waarin de B.R. I.M. ten aanzien van het milieu en de werkgelegenheidsaspecten een aantal voorwaarden heeft ingebouwd. Ik ben het met de heer Crul eens dat die voorwaarden niet buitengewoon hard zijn, maar ik meen toch dat het bijzonder nuttig is in de overeen komst deze elementen op te nemen, al was het alleen maar om te voor komen dat wij in de toekomst in het geheel geen poot meer hebben om op te staan. Om twee redenen is de arbitrage in de richting van het college van b. en w. en de voorzitter van de Kamer van Koophandel geregeld, In de eerste plaats is snelheid bij de besluitvorming bij dit soort vestigingen van zeer groot belang, terwijl bovendien het college op dit moment al met de uitvoering van de Hinderwet is belast, zodat wij die lijn consistent hebben doorgetrokken. De heer Crul heeft vervolgens gevraagd waarom een sociaal sta tuut ontbreekt, waarbij hij mij woorden in de mond heeft gelegd die ik nooit heb gesproken, maar dat is niet ongebruikelijk. De heer Van Ban ning refereert daaraan door te zeggen dat hij op dit moment niet wil den ken aan dingen die nog geen gemeengoed zijn, maar feitelijk is de si tuatie wat anders. Een sociaal statuut is, behalve in de gemeente Rot terdam, nog nergens aan de orde. Over dit punt is al verschillende ma len, onder andere bij de behandeling van de begroting voor 1974, ge sproken, maar de heer Crul acht het noodzakelijk daar op dit moment nog op terug te komen. Hij heeft dezelfde opmerkingen gemaakt die hij tijdens de commissievergadering heeft gelanceerd, zodat men zich gaat afvragen waar commissievergaderingen eigenlijk voor nodig zijn. Overigens ben ik het geheel met de heer Van Banning eens dat uit stel van dit voorstel ernstige consequenties voor het verdere verloop zal hebben, mede omdat wij in juni met de Engelsen de gehele overeenkomst willen afsluiten. Ik beschouw het ook niet als een argument dat de kwes tie niet voldoende uitvoerig in de commissie van economische zaken zou

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 573