575
20 MEI 1974
worden geschapen die voor alle betrokkenen gunstig kunnen zijn. In die
zin mag men zeker koploper zijn, want dat is gewoon een kwestie van
inzicht en visie met betrekking tot ontwikkelingen die in Nederland op
dat terrein gaande zijn. Goede sociale voorzieningen zullen tot gevolg
hebben dat hier vestigingen plaatsvinden, zodat wij daaraan onze mede
werking kunnen geven. Dit is ook in het geheel niet in strijd met de de
batten over werkgelegenheid waaraan wij hebben deelgenomen; het is
integendeel een bevestiging van de debatten, want wij moeten aan de
nieuwe ontwikkeling meewerken.
Zowel de heer Geene als de wethouder hebben over het standpunt
van de regering gesproken. In Rotterdam bestaat de mogelijkheid om op
grond van het sociaal vestigingsbeleid en de statuten die daarmee ver
band houden te werken, want de minister heeft daartegen geen bezwaren
gemaakt. Inderdaad heeft hij geformuleerd dat het sociaal beleid een
aangelegenheid van de centrale overheid is, terwijl de uitvoering daar
van natuurlijk voor een deel tot de verantwoordelijkheid van het georga
niseerd overleg behoort; daar behoeven geen misverstanden over te be
staan. Tevens heeft hij nog vastgesteld dat ook de gemeente op dit ter
rein verantwoordelijkheden heeft, die zij op zich kan nemen. Door het
niet onverbindend verklaren van de maatregel van Rotterdam is ons de
mogelijkheid geboden die ontwikkeling voort te zetten.
De wethouder zegt dat de hardheid van de voorwaarden niet kan
worden vastgesteld, maar dat hebben wij in de commissie al gezegd.Ik
weet niet of de wethouder het met mij eens is dat bij het openstellen van
een nieuw gebied voor industrie de eerste stappen die worden gezet en de
eerste overeenkomsten die worden gesloten voor verdere vestigingen mo
del staan. Om die reden meen ik dat wij hierop in de commissie van eco
nomische zaken dieper hadden moeten ingaan. Wij hebben aan dit punt
wel aandacht besteed, maar bij een nadere beschouwing eigenlijk te wei
nig.
Ik heb zojuist al over de verantwoordelijkheid van de overheid ge
sproken. Het door mij aangeroerde facet van het vestigingsbeleid is een
nieuw facet, dat naar onze mening in Breda zeker een nadere studie waard
is. Wij hebben besproken of er dienaangaande een motie zou moetenwor-
den ingediend, maar gezien het feit dat vele leden van de raad van dit
nieuwe facet nog niet voldoende kennis konden nemen achten wij de in
diening van een motie niet zinvol. Bij de algemene beschouwingen heb
ben wij al over deze nieuwe ontwikkeling gesproken, terwijl wij daar thans
op zijn teruggekomen. Wij willen u daarom verzoeken een nota over het
sociaal vestigingsbeleid aan de commissie en de raad aan te bieden. Als
u deze toezegging kunt doen, zullen wij daar verder genoegen mee ne
men, want wij willen een kwestie die voor de werkgelegenheid van be
lang is niet vertragen.
De heer VAN OS; Hoewel in negatieve zin, ben ik nu dan toch om
trent de marktwaarde geïnformeerd. Ik weet niet of de wethouder van open
bare werken daarmee bedoelt dat Breda voor bedrijven een aantrekkelij
ke vestigingsplaats zou zijn, zoals de wethouder van economische zaken
ons steeds tracht duidelijk te maken, want dat punt speelt bij de markt
waarde natuurlijk een rol.
Vervolgens ben ik enigszins verbaasd over de mededeling van de
wethouder dat het fonds Artistieke Werken zal worden gewijzigd, in die
zin dat er een vast bedrag voor de grondprijs zal worden vastgesteld.Ik
heb ooit eens geprobeerd ten behoeve van de wijkvoorzieningen een vast
bedrag voor de grondprijs te doen opnemen, maar daarin ben ik nooit
geslaagd. Men heeft mij herhaaldelijk verzekerd dat dit onmogelijk was