581
20 MEI 1974
huurhoogten dat enkele jaren geleden bestond en mede de aanleiding
vormde de verkoop te staken nog niet opgevuld. Tevens acht ik de ziens
wijze van de woningbouwverenigingen, die bepaald niet enthousiast voor
de verkoop van goedkope woningen kan worden genoemd, van grootbe
lang. Ik wil u dan ook adviseren zeker voor een jaar nog het standpunt
in te nemen dat de goedkope woningen niet moeten worden verkocht.
Mevrouw VAN ROOJJ-VAN DEN HEUVEL: Ofschoon ook ik voor het
vormen van een eigen woningbezit geporteerd ben, gaan mijn gedachten
bij dit preadvies uit naar mensen die aan het vormen van enig bezit nooit
zullen toekomen. Ik bedoel dan de mensen met de laagste inkomens.Ve
le woningwetwoningen behoren tot de categorie die door mensen met de
laagste inkomens kunnen worden bewoond. Er kan niet door middel van
cijfers hard worden gemaakt hoeveel mensen van goedkopere woningen
naar duurdere woningen zouden kunnen doorstromen, maar ik ben toch
van mening dat ieder vrijkomend huis er één is. Om die reden wil ik dan
ook met uw preadvies meegaan.
De heer VON SCHMID: Ook in voorgaande jaren heb ik steeds het
voorstel gevolgd dat de verkoop van woningwetwoningen met een jaar werd
opgeschort, hetgeen ik nu weer zal doen. In de eerste plaats gelden nog
altijd dezelfde argumenten, terwijl voorts in Breda nog steeds het pro
bleem bestaat dat de mensen nauwelijks aan goedkope woningen kunnen
worden geholpen zoals mevrouw Van Rooij al heeft gezegd.Ik meen niet
dat dit probleem kan worden opgelost door nu verkoop mogelijk te maken.
Tenslotte is in het stuk duidelijk aangegeven dat de woningbouwvereni
gingen in het geheel niet enthousiast zijn voor het verkopen van goedko
pe woningen» Ik ga derhalve met het voorstel van het college mee.
De heer VAN OS: Woningnood bestaat op dit moment praktisch al
leen nog maar voor de minder draagkrachtigen. Ik meen dat verschillen
de leden van de raad een verkeerde conclusie trekken als zij over de door
stroming als middel tegen woningnood spreken. Het doorstromingsbeleid
is kennelijk niet geslaagd zodat het middel niet deugt, om welke reden
men het doel wenst los te laten. Het doel is namelijk te trachten iets aan
de woningnood van de minder draagkrachtigen te doen. Als het middel
van de doorstroming niet deugt, moeten wij naar betere middelen zoeken
om de woningnood te bestrijden. Het zou naar mijn mening op dit moment
zeker niet passend zijn om op deze wijze van het woningbezit van de ge
meente afstand te doen door de woningwetwoningen die in het algemeen
voor de klasse van de laagstbetaalden bereikbaar zijn aan de bewoners te
verkopen»
Wethouder VAN DUN; De aan de orde zijnde problematiek leent
zich naar mijn mening uitstekend voor een zeer uitgebreide behandeling
in de raad, omdat het in de eerste plaats een zeer belangrijke problema
tiek is en in de tweede plaats omdat er veel facetten aan zitten die de
moeite van het belichten waard zijn. Ik hoop evenwel dat u mij toch
toestaat de beantwoording van de zijde van het college uitermate kort
te doen zijn, aangezien naar mijn mening de voor- en tegenargumenten
die bij dit preadvies kunnen spelen door de verschillende sprekers in de
raad al op tafel zijn gelegd. Bovendien hebben wij deze problematiek
in voorgaande raadsvergaderingen uitgebreid besproken, terwijl zij ook
drie maal in de commissie van openbare werken aan de orde is geweest.
Ik zal mij derhalve tot het hoogst noodzakelijke beperken.
Ik hoop dat de raad het niet gênant vindt, maar ik ben verplicht