20 MEI 1974
582
u van een ontvangen brief van de woningbouwvereniging St. Laurentius
in kennis te stellen. Dit is dan met name een antwoord op het verzoek
van de heer Eissens, die ons namelijk heeft gevraagd of wij een veran
derd standpunt aan de gemeente kenbaar willen maken. Te elfder ure
heeft de woningbouwvereniging St. Laurentius ons geschreven dat het
geen over haar in het preadvies staat niet juist is, zodat zij bezwaar heeft
tegen de toevoeging in het preadvies dat zij zich aan het standpunt van
de gemeente conformeert. Men schrijft: "Tegen deze toevoeging welke
wij hebben onderstreept bestaan bij ons ernstige bezwaren. Immers, dit
zou zo kunnen worden geïnterpreteerd dat indien de gemeenteraad tot
verkoop zou besluiten onze vereniging dit besluit zou volgen. Niets is
minder waar. Met "ons conformeren" is slechts bedoeld: aan het besluit
van de gemeenteraad zoals dit voor het jaar 1973 is genomen.Wij ver
zoeken u derhalve dit, ons standpunt, alsnog aan de gemeenteraad ken
baar te maken". Ik meen aan dit verzoek te moeten voldoen, maar dit
is overigens geen argument voor het college om nog eens met klem het
standpunt van de meerderheid van b. en w. te onderstrepen; dit is uit
sluitend een mededeling.
Vervolgens sta ik voor de moeilijkheid het standpunt van het col
lege te verdedigen, terwijl er een meerderheids- en een minderheids
standpunt aanwezig zijn. Bij de aanvang van de route die het college
moest afleggen -- in 1970 -- is door middel van een boodschap van de
zijde van de raad nadrukkelijk op de opheffing van de woningnood aan
gedrongen. Wij stelden toen dat één van de voorhanden zijnde maatre
gelen een stop op de verkoop van woningwetwoningen zou kunnen zijn,
hetgeen door de raad is onderschreven. U weet dat dit beleid van jaar
tot jaar aan de raad is voorgelegd waarbij de raad steeds ons standpunt
deelde. Wij moeten eerlijk bekennen dat men van het standpunt kan uit
gaan dat dit juist is, maar dat er geen kwantitatieve benaderingkanwor-
den gegeven. Men zou dan namelijk een antwoord moeten kunnen ge
ven op de vraag hoeveel mensen zijn doorgestroomd omdat zij geen wo
ningwetwoning konden kopen, hetgeen moeilijk kan worden bepaald.An-
derzijds kan men de vraag stellen hoeveel mensen door het bestaan van
dit regime in hun woningen zijn gebleven. Dit zijn twee onmeetbare fac
toren, hoewel een deel van het college en van de raad graag zou weten
welke kwantitatieve bijdrage deze maatregel aan de oplossing van het wo-
ningnoodprobleem heeft geleverd, maar wij kunnen daaromtrent niets
hard maken. Het is echter mijn persoonlijke mening dat zo lang deze re
geling er toe bijdraagt dat er per jaar minstens één woningwetwoning in
het bezit van de gemeente blijft die wij aan een urgent geval kunnen
toewijzen, deze de moeite waard is, maar daarover kan men van mening
verschillen.
De landelijke regelingen zijn op dit punt onduidelijk, want ener
zijds wordt de verkoop van woningwetwoningen toegestaan terwijl er an
derzijds van een doorstromingsbeleid sprake is welke beide regelingen
niet op elkaar zijn geënt waardoor de gemeente met problemen te kam
pen heeft. Zowel bij het standpunt van de meerderheid als van de min
derheid van het college wordt met de zwakken in de samenleving reke
ning gehouden. De voorstanders van het voorstel geven prioriteit aan het
behoud van het eigen woningbezit, hetgeen ook duidelijk mijn voorkeur
heeft, omdat dit een middel bij de gehele strijd tegen de woningnood
blijft. De tegenstanders menen evenwel terecht dat er door het eigen wo
ningbezit minstens enig welzijn wordt geboden. Zij menen dat het ver
kopen van woningwetwoningen juist voor de mensen in de laagste inko
menscategorie het belangrijkste middel is om een eigen woning te ver
werven. Dit behelst dus het gehele conflict, waarbij ik heel simpel kan