587
20 MEI 1974
Mevrouw PAULUSSEN: Ik wil naar aanleiding van dit voorstel nog
een aantal opmerkingen maken. In de raadsvergadering van 18 april en
ook daarvoor hebben wij uitvoerig over het projectteam gesproken, waar
bij wij ons met de instelling daarvan akkoord hebben verklaard. Tevens
konden wij er mee instemmen dat voorafgaande daaraan een voorberei
dingsgroep in het leven werd geroepen. Deze voorbereidingsgroep zou
het doel, de bevoegdheden, de omvang, de werkwijze en de middelen
van het toekomstige projectteam omschrijven. Het resultaat zou dan aan
de respectievelijke achterbannen, namelijk aan de bewoners, de groe
peringen en de gemeenteraad, worden voorgelegd. Op 26 maart en 24
april hebben er met de groeperingen in de Hoge Vucht voorbesprekingen
plaatsgevonden. Graag zal ik vernemen waarom de verslagen van deze
besprekingen niet ter visie hebben gelegen.
Wij achten een opmerking in uw preadvies over de rol van deOp-
bouwraad in verband met de actie "Geen Hoogbouw in de Tent" bijzon
der typisch, want het is naar onze mening volkomen juist dat groeperin
gen en personen het recht hebben het met bepaalde ontwikkelingen niet
eens te zijn en hieromtrent buiten de gecreëerde communicatiekanalen
om actie te ondernemen. Als de Opbouwraad Breda-Noord die voor de
bewoners van de Hoge Vucht werkt oordeelt dat hij die actie wil onder
steunen, is dat onzes inziens geheel juist. Het is derhalve niet terecht
dat men daarop tijdens het overleg terugkomt.
Met betrekking tot uw brief van 10 mei die u naar de groeperin
gen in de Hoge Vucht meende te moeten sturen vragen wij ons af van wel
ke vooronderstellingen u bent uitgegaan. Onzes inziens zijn die onjuist,
want de voorbereidingsgroep is geen vertegenwoordiging van de aparte
groeperingen, maar de gezamenlijke groeperingen hebben vijf personen
voorgedragen waardoor zij naar hun mening voldoende garanties hebben
dat de mening van de bewoners en de groeperingen naar voren wordt ge
bracht. Dit is een voorbereidingscommissie die voorstellen uitwerkt,zo
dat de vijf personen naar wij menen niet als een onderhandelingsdelega
tie moeten worden beschouwd, evenmin als wij de twee raadsleden die
wij vanavond in de voorbereidingsgroep zullen benoemen een mandaat
geven om bindende afspraken te maken. Het is namelijk de bedoeling
dat zij met de andere betrokkenen voorstellen gaan uitwerken. Om die
reden begrijpen wij ook niet dat u de groeperingen nogmaals wilt vragen
wie zij eigenlijk vertegenwoordigen. Op grond van het onderzoek naar
de leefbaarheid van de Hoge Vucht moet het u voldoende bekend zijn
wie de groeperingen zijn, wie zij vertegenwoordigen en welke taken zij
hebben. Op welke gronden meent u als college dat het tot uw compe
tentie behoort enige invloed op de samenstelling van de delegatie van
de groeperingen te hebben?
Op 24 april zijn er naar mijn mening afspraken met de vertegen
woordigers van de groeperingen gemaakt. Als uw college niet met een
aantal van vijf akkoord zou gaan, zou er vódr 16 mei een gesprek plaats
vinden. Waarom heeft dit gesprek niet plaatsgevonden? Wij menen dat
er zeer snel twee raadsleden moeten worden benoemd, waarna de voor
bereidingsgroep morgen de eerste vergadering moet houden; er moet dus
niet tot 1 juni worden gewacht.
De VOORZITTER: Op gevaar af voor machtswellusteling te worden
uitgemaakt, wil ik er toch op wijzen dat het nu om de benoeming van
een tweetal leden gaat. Het lijkt mij wat ondoenlijk nu de gehele kwes
tie overhoop te halen, zodat ik de raad dringend wil verzoeken zich tot
deze benoeming te beperken, waartoe wij allen bereid zijn.