588 20 MEI 1974 Mevrouw PAULUSSEN: In het stuk waarin u voorstelt twee mensen te benoemen meent u als college een aantal opmerkingen te moeten ma ken. Tegen deze opmerkingen hebben wij enkele bezwaren. Wethouder VAN DUN: De voorbereidingsgroep moet morgen aan het werk, aldus mevrouw Paulussen, het college heeft geen competentie om iets aan de samenstelling van de groepering te doen en de Opbouwraad en anderen zijn gerechtigd om acties buiten bepaalde afspraken om te on dernemen. Het lijkt mij naar aanleiding van deze opmerkingen goed van onze zijde op een rij te zetten wat er is gebeurd. Bij de behandeling van de Hoge Vucht-nota is niet door de raad besloten tot de instelling vaneen projectteam en een voorbereidingsteam over te gaan, want de raad nam de beslissing mee te werken aan de totstandkoming van een projectteam dat volgens de meerderheid van de raad tot doel had het begeleiden van de beleidsvoornemens zoals in hoofdstuk V van de Hoge Vucht-nota waren vermeld. Het college heeft naar aanleiding hiervan contacten gelegd met groeperingen die in de Hoge Vucht werkzaam waren. Ik noem in dit ver band de Opbouwraad Breda-Noord, de actiegroep Wisselaar, de werkgroep Huisvesting, de landelijke huisartsenvereniging en de StAR. Tijdens de eerste bijeenkomst hebben wij getracht enkele gedachten op tafel te leg gen over de wijze waarop het projectteam zou moeten functioneren. Op dat moment bleek reeds dat tussen de groeperingen uit de Hoge Vucht ener zijds en de gemeente anderzijds een aantal dingen als de bevoegdheden en de omschrijving van het project niet in één maal konden worden be sproken. Op voorstel van de groeperingen hebben wij toen voor de proce dure gekozen waarbij voorafgaande aan het projectteam een voorberei dingsgroep zou worden gecreëerd. Volgens een eerste afspraak zal deze bestaan uit vier mensen uit de Hoge Vucht, vier mensen binnen de ge meente en twee raadsleden uit de commissie algemene zaken. Eerst op dat moment -- niet in de raad --is derhalve het idee van de voorberei dingsgroep naar voren gekomen. Deze punten moesten aan de achterban ter kennis worden gebracht hetgeen ook is gebeurd. Het college kon met deze opzet akkoord gaan, maar voor de groeperingen uit de Hoge Vucht was dit niet mogelijk, want zij wensten dat er van hun zijde geen vier maar vijf mensen in het voorbereidingsteam zitting zouden hebben.Hier- op heb ik gezegd dat dit dan opnieuw in het college aan de orde moest worden gesteld. Dat is eigenlijk de historie, waarbij niets ons in de weg had behoeven te staan om een collegestandpunt in te nemen. Wij hadden bijvoorbeeld kunnen voorstellen zowel van de zijde van de Hoge Vucht als van de zijde van de gemeente vijf mensen in de voorbereidingsgroep zitting te doen hebben. Vervolgens vormde het voorzitterschap nog een punt, want dit zou niet in handen van de gemeente moeten liggen; er zou een onpartijdig voorzitter moeten worden benoemd, terwijl het secreta- - riaat een aangelegenheid van de gemeente zou moeten zijn. Inmiddels had zich iets merkwaardigs voorgedaan. Op een bepaald moment was er in het projectteam een brief van de heer Gerritsma aan de orde. Hij vroeg de gemeente namens de Opbouwraad Breda-Noord over welk speelterrein men kon beschikken. Er is toen duidelijk afgesproken dat de gehele Hoge Vucht-situatie onderwerp van bespreking in het komende projectteam zou zijn, terwijl het gewicht van die bespreking afhankelijk van de status van het projectteam zou worden gesteld. De Hoge Vucht-groeperingen willen een artikel 61-commissie in het leven roepen, terwijl wij vooralsnog con form de besprekingen in de raad het projectteam als een adviescollege van de raad of het college van burgemeester en wethouders beschouwen. Ver volgens hebben wij afgesproken dat de vijf torenflats rond de Hoge Vucht hierbij buiten discussie zouden blijven, welke afspraak u ook in de notu-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 588