607 20 JUNI 1974 heeft neergelegd, dat het produkt van zijn arbeid zou worden geplaatst, daar waar het nu staat, Bij hem stond voorop, dat hij zijn werkstuk nu eindelijk wel eens naar buiten gebracht wilde zien, hoewel de daarvoor aangewezen plaats door hem met tegenzin is geaccepteerd. Deze tegen zin zou zijn voortgesproten uit het feit, ik citeer: "dat het naar zijnoor- deel architectonisch slecht gebouwde Sportcentrum geen juiste achtergrond vormt voor dit kunstwerk". E, e. a. brengt mij ingevolge artikel 40R.V.O. tot de volgende vragen: 1. is er destijds aan de heer Besemer een opdracht verstrekt en zo ja, hoe luidde die dan? 2. is in die opdracht aangegeven waar zijn kunstwerk na voltooiing zou kunnen worden geplaatst en zo ja, welke plaatsen zijn daarvoor dan aangegeven? 3. is het juist, dat voor dit project aanvankelijk een plaats was gereser veerd in de Hoge Vucht en zo ja, waarom is men daar dan op terug gekomen? 4. is er een commissie waarin een of meer kunstenaars zijn vertegenwoor digd, die mede adviseert waar aangekochte of in opdracht gemaakte kunstwerken worden gesitueerd? 5. indien zo'n adviserende commissie niet bestaat, is het dan niet ten hoogste tijd dat deze wordt ingesteld voor onderzoek en advisering in de bestaande stadswijken en dat voor de nog of opnieuw in ontwikke ling te brengen stadsdelen naast architecten, stedebouwkundigen, etc, een of meer kunstenaars in het planning-team worden opgenomen? 6. wie zijn verantwoordelijk voor de aanwijzing van de huidige plaats van het z. g. "scharenproject" en wat zijn voor de gemeente de kosten geweest om het kunstwerk aldaar te installeren? 7. als de kunstenaar door zijn kunstwerk zijn kritiek vooral op de planolo gie visueel duidelijk wil maken, is het dan juist zo'n kunstwerk zover buiten het centrum van de stad te plaatsen, dat deze kritiek nauwe lijks kans krijgt om de brede massa te bereiken? ANTWOORD (ing, art. 40, 2e lid, R. v. O.) 1. Op 29 juli 1970 hebben wij de kunstenaar Th, Besemer gevraagd een voorstel te doen voor een nieuwe opdracht ter vervanging van een eer der verleende opdracht voor een monumentale plastiek, die na over leg werd geannuleerd. Eind 1970 is door de heer Besemer een ontwerp ingediend in de vorm van een maquette met toelichting, genaamd "pla nologische contra-expertise bij het juiste gebruik van een huishoudarti- kel". Dit ontwerp hebben wij voorgelegd aan een drietal adviseurs,de heren Domein van Gent, J. Leerling en E. de Wilde. Op grond van het uitgebrachte advies "vanuit artistiek oogpunt bezien, de kwaliteit van het onderhavige ontwerp rechtvaardigt o. i, de uitvoering ten volle" hebben wij de heer Besemer op 16 juni 1971 opdracht gegeven het ont werp uit te voeren: "het ontwerp wordt uitgevoerd in verschillende ma terialen overeenkomstig de toelichting door U bij het ontwerp gegeven. Alle materialen moeten weerbestendig zijn en het ijzer moet van een roestvrije behandeling worden voorzien", 2. Ten aanzien van de situering is bepaald dat plaatsing wordt voorbereid door een door ons aangewezen commissie en de kunstenaar. 3. De heer Besemer heeft reeds in een vroeg stadium zijn voorkeur uitge sproken voor de Hoge Vucht (Doornboslaan/Nieuwe Kadijk). Dit was niet mogelijk omdat deze plaats reeds een bestemming had. Deze plaats was derhalve niet gereserveerd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 607