608 20 JUNI 1974 4. De situeringscommissie bestaat uit de wethouder van cultuur, het hoofd van de stedebouwkundlge dienst, de directeur van gemeente-beplan tingen en de directeur van De Beyerd. Zoveel mogelijk wordt de plaats bepaald in overleg met de betrokken kunstenaar, 5. Er zijn vrij concrete gedachten over een wijzing van het aankoop- en opdrachtenbeleid en daarmede samenhangend de situeringscommissie. De kunstenaars zullen hierin zeker een plaats krijgen. 6. Ons college heeft besloten, na hierover de situeringscommissie te heb ben gehoord, het scharenpioject te plaatsen op het grasveld voor het Sportcentrum. De plaatsingskosten hebben 22.522,bedragen. Zo als bij de beantwoording van Uw vorige vraag reeds vermeld is de plaats bepaald in samenspraak met de heer Besemer. 7. De plaats van het scharenproject is naar ons oordeel zodanig dat niet alleen de inwoners van Breda doch ook de bezoekers alle kans hebben van het werkstuk kennis te nemen en hierover hun mening te vormen en tot uitdrukking te brengen, hetgeen reeds vele malen is gebleken. aa» Brief van gedeputeerde staten van Noord-Brabant dd. 11 juni 1974 inhoudende instemming met ons besluit van 27 februari 1974 tot wij ziging van de bezoldigingsverordening met ingang van 1 januari 1974. ab„ Besluit van gedeputeerde staten d. d. 15 mei 1974 G. nr. 425.645 i. z. Provinciaal Overlegorgaan Welvaart. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform de voorstellen van burgemeester en wethouders besloten. 3. BEANTWOORDING VAN DE VRAGEN VAN HET RAADSLID MEVROUW VAN NES-BRANDS, KRACHTENS TOESTEMMING VAN DE RAAD VAN 20 MEI 1974 TOT HET HOUDEN VAN EEN INTERPELLATIE INZAKE DE REGIO BREDA, De VOORZITTER: U weet dat wij over dit punt op 20 mei hebben ge discussieerd, waarbij de raad toestemming tot het houden van deze inter pellatie heeft gegeven. Met instemming van uw raad zal ik nu graag tot de beantwoording van de gestelde vragen overgaan. Zojuist heb ik al ge zegd dat na mijn beantwoording de raad de gelegenheid krijgt de discussie over dit onderwerp voort te zetten. Namens het college van b. en w. wil ik iets zeggen over de zeven vragen die mevrouw Van Nes met betrekking tot het functioneren van de regio Breda heeft gesteld. Vooraf lijkt het mij op zijn plaats enkele sum miere opmerkingen over het functioneren van de regio en de regio- en gewestvorming in algemene zin te maken. In de eerste plaats mogen wij constateren dat samenwerking tussen gemeenten en regio- en gewestvorming alom in ons land nogal wat problemen met zich meebrengen. Deze inge wikkelde aangelegenheden die van meer dan gewoon gewicht voor de bestuur lijke indeling van ons land zijn voltrekken zich bepaald niet gemakkelijk. Wat betreft de regio Breda -- vermoedelijk te zijner tijd het stadsgewest Breda -- mag worden opgemerkt dat met name van de zijde van het stads bestuur van Breda in het verleden in dit opzicht vele belangrijke initiatie ven zijn genomen. Vanzelfsprekend kunt u zeggen -- ik geef u dat ook graag toe -- dat het ook in de rede ligt dat het stadsbestuur van Breda in dit opzicht initiatieven neemt. Dat is volstrekt juist, maar ik maak graag van deze, gelegenheid gebruik om te zeggen dat sinds jaar en dag van de zijde van het college van b. en w. initiatieven in deze richting zijn genomen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 608