612 20 JUNI 1974 U betreurt het dat van bovenaf niet meer leiding aan de geweste lijke samenwerking wordt gegeven. Wij verkeren thans allen in het sta dium dat wij dat betreuren, hetgeen op zichzelf weer betreurenswaardig is, want ik meen dat er juist samenwerking van onderaf zou moeten wor den opgebouwd. Wij hoopten dit allen, maar met name de laatste maan den is gebleken dat het veel moeilijker is tot een intensieve samenwer king te komen dan iedereen aanvankelijk dacht. Wellicht zou alles veel gemakkelijker verlopen als er duidelijke richtlijnen van bovenaf waren, maar ik meen toch dat wij er ons niet toe mogen laten verleiden daarop te wach ten. Onze aanvankelijke houding mogen wij mijns inziens niet verlaten. Voordat ik op de beantwoording van de vragen inga wil ik eerst nog iets over de interpellatie zelf zeggen. Door middel van interpellatie ver zoekt men het college verantwoording af te leggen over aangelegenheden die het bestuur van de gemeente betreffen. De aanleiding daartoe is meestal ontevredenheid over een bepaalde gang van zaken zoals die op een raadslid of een aantal raadsleden overkomt. Anders dan bij het stellen van monde linge of schriftelijke vragen is het de bedoeling dat er aan de hand van de vragen een oordeel over het gevoerde beleid wordt gegeven. Naar mijn me ning kan alleen een zaak van gewicht door middel van een interpellatie in de raad aan de orde worden gesteld. Bij een zodanige procedure zou het college mijns inziens zoveel mogelijk direct op de gestelde vragen moe ten antwoorden, omdat daarmee de kwestie als zodanig en met name de actualiteit worden gediend. De beantwoording mag uitsluitend bij wijze van uitzondering worden uitgesteld, maar helaas maakt dit college van die uitzondering een regel. Hierbij speelt naar mijn mening niet de inge wikkeldheid of de moeilijkheid van de vragen een rol, maar veel meer de gedachte van uitstel van executie. Het ligt voor de hand dat na een maand wachten de zin om op het college te "schieten", aanmerkelijk is afgeno men. Dit is een soort van afkoelingstechniek waarbij de soep niet zo heet wordt gegeten als zij wordt opgediend. U zult begrijpen dat ik dit zeker in dezen betreur, want de vorige maand was dit een dringende kwestie. Er is inmiddels het een en ander gebeurd, hoewel de kwestie als zodanig nog al tijd actueel is. Ik vind het jammer dat een maand geleden de raad niet in de gelegenheid is gesteld wat meer inzicht te verkrijgen in aangelegen heden die de regio betreffen. Mij de discussie herinnerend acht ik het ook jammer dat de raad zichzelf daartoe niet in de gelegenheid heeft gesteld. In ieder geval is de uitgestelde discussie dan nu aan de orde, maar dere- giovergadering waarom het ging is al achter de rug, zodat er nu eigenlijk alleen sprake is van nakaarten. Op mijn eerste vraag hebt u geantwoord dat de vertegenwoordiging zoals die thans is in de toekomst zeker niet voldoende zal zijn. Dit is al eens punt van discussie in een interne bespreking geweest waarbij enke len van ons aanwezig mochten zijn, zodat uw opmerkingen niet nieuw voor ons zijn. Er is toen ook gezegd dat hierover met het dagelijks bestuur van de regio zou worden gesproken. Over enkele maanden zullen hierom trent voorstellen worden ingediend en het laat zich aanzien dat het laatste woord hierover nog niet is gezegd. Voor zover ik de situatie kan beoorde len zal dit bij de partners in de regio niet zo gemakkelijk worden geaccep teerd als het hier op tafel wordt gelegd. Ik denk dat er nog heel wat af gepraat en afgehandeld zal moeten worden voordat over de vertegenwoor diging het laatste woord is gezegd. Inhoudelijk kunnen wij hierover mo menteel niets zeggen. Ik zal mij ook van het uitspreken van een oordeel onthouden zolang mij geen nadere gegevens bekend zijn. Een andere kwestie die ik aan de orde wil stellen is het functione ren van de zittende collegeleden in de regioraad. Met name het functio neren van de voorzitter is daarbij soms wat moeilijk, want hij vervult

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 612