614
20 JUNI 1974
ten. Er ontstond een grote verwarring over de vraag wat er eigenlijk aan
de hand was. Iedereen die deze vergadering heeft bijgewoond zal het met
mij eens zijn dat de ontstane situatie onaanvaardbaar was. Persoonlijk
vond ik het een bestuurlijke janboel, hetgeen ik ook betreurde ten aan
zien van de mensen die uit de regio hierheen waren gekomen om be
sluiten te nemen. Ik ben derhalve van mening -- in vraag 4 heb ik dat
eigenlijk al enigszins gesuggereerd -- dat de voorbereiding op de verzwar
ring binnen het college vertragend heeft gewerkt, hoewel ik niet ontken
dat de bezwaren van de zijde van het college van Breda op bepaalde pun
ten steekhoudend waren. Nogmaals wil ik eraan herinneren dat de gesprek
ken over de verzwaring eigenlijk al sinds maart 1973 gaande zijn. Als het
college de ontwikkelingen op de voet had gevolgd, zouden de problemen
veel eerder zijn doorgesproken.
Wat betreft de begroting is tijdens de laatste begrotingsvergadering
-- uw beleidsnota geeft daartoe ook wel enigszins aanleiding -- eigenlijk
door iedereen gezegd dat op het kleinere vlak de bestuurlijke samenwer
king sterker moet worden gemaakt, waarmee eigenlijk is aangegeven dat
er bevoegdheden moeten worden overgedragen. Het C.D. A. wil meer ge
stalte geven aan de samenwerking binnen de regioraad, hetgeen feitelijk
al enigszins in die richting duidt. Het PAK vindt eveneens een overdracht
van gemeentelijke functies noodzakelijk, terwijl de V.V. D. heeft ge
zegd dat er voor de regio taken op het gebied van planning en organisa
tie liggen, waarvoor men bereid is geld te reserveren. Om die reden meen
ik dat het college van de raad de opdracht had gekregen om in samen
werking met de regio zo snel mogelijk tot resultaten te komen.
Eén van de belangrijkste punten van de gehele affaire acht ik eigen
lijk de manier waarop de kwesties in de commissie algemene zaken zijn
opgevangen en verwerkt. U hebt een aantal commissievergaderingen ge
noemd tijdens welke over de regio is gesproken, maar ik wil er wel even
op wijzen dat de laatste commissievergadering op 1 april heeft plaatsge
vonden. U besloot met de woorden dat tijdens die vergadering is afgespro
ken dat zou worden afgewacht wat er verder uit de bus zou komen. Ik
ben evenwel van mening dat de commissie algemene zaken gezien haar
beleidsvoorbereidende functie duidelijk had moeten worden betrokken bij
de verdere voorstellen die van 1 april af op tafel kwamen, vooral omdat
het zeker was dat er moeilijkheden tussen het college van Breda en het
dagelijks bestuur van de regio zouden komen. Mijns inziens had u de com
missie algemene zaken daar niet buiten mogen houden. De leden van de raad
van Breda die in de regioraad zijn afgevaardigd hebben onvoldoende voe
ling met het college en het adviserend ambtelijke apparaat gehad om in de
regio werkelijk met zicht op de zaken te kunnen handelen, hetgeen ons
zwaar heeft gefrustreerd. Dit bleek ook weer tijdens de afgelopen verga
dering toen op de valreep bezwaren van de zijde van Breda bij ons in de
brievenbus vielen. Deze bezwaren waren eveneens steekhoudend, maar zij
werden in een zo laat stadium te onzer kennis gebracht dat wij daarmee
niets meer konden doen, waardoor wij met de handen in het haar de ver
gadering van de regio bijwoonden. Al met al betreur ik de gang van za
ken, want er moet een groot gebrek aan coördinatie en communicatie
worden geconstateerd. Mijns inziens blijft het college ook in gebreke wat
betreft het erkennen van de waarde van de commissie algemene zaken.
Er is namelijk duidelijk afgesproken dat de commissies in een vroegsta-
dium bij de beleidsvoorbereiding moeten worden betrokken, waarbij de
band tussen de commissievergaderingen en de raadsvergaderingen geheel
moet worden losgelaten. U komt daarop evenwel terug door te zeggen
dat dit punt in de raad moet worden behandeld en derhalve eerst in de
commissie algemene zaken dient te worden besproken. Dit is een onjuis-