615
20 JUNI 1974
te gang van zaken, want wij hadden hierbij voortdurend moeten worden
betrokken, waardoor de besluitvorming in de regioraad voor ons veel ge
makkelijker zou zijn geweest.
Naar mijn mening moeten er op korte termijn enkele punten in de
commissie algemene zaken aan de orde worden gesteld, namelijk in de
eerste plaats de communicatie en de coördinatie tussen de verschillende
bestuursorganen. Voorts moet er een beter inzicht worden gegeven in het
geen binnen het ambtelijk apparaat over deze dingen wordt gedacht en
gezegd. Ditzelfde geldt voor het dagelijks bestuur en het ambtelijk ap
paraat van de regio, want hetgeen daar wordt besproken zal ons ook op
de een of andere manier moeten bereiken. Ik acht het een taak voor het
college na te gaan hoe daaraan nader vorm kan worden gegeven, want
de wijze waarop dat nu gaat is bepaald onvoldoende. Ik wil met dit al
les zeggen dat de'commissie algemene zaken een volwaardige beleids-
adviserende rol moet spelen, waaraan duidelijk moet worden gewerkt.
Op korte termijn dient een discussie op gang te worden gebracht over de
beide punten die zijn aangesneden, namelijk het functioneren van de
voorzitter en de vertegenwoordiging van de raad van Breda in de regio
raad, want deze kwesties zullen op korte termijn, namelijk in septem
ber, opnieuw een rol gaan spelen, zodat er voor die tijd gedachten daar
omtrent moeten worden geuit.
De heer KROON: Ik kan de teneur van het betoog van mevrouw Van
Nes globaal gezien volkomen volgen en ik heb daarvoor ook zeer veel
begrip. Als lid van de regioraad en als afgevaardigde van Breda ben ik nogal
ontstemd geweest over de wijze waarop wij als leden van de regioraad in een
dergelijk laat stadium kennisnamen van de gedachten en geschillen die bij
uw college leefden. Met mevrouw Van Nes ben ik van mening dat het juis
ter zou zijn geweest als uw college, de actualiteit erkennend van de inter
pellatie die de vorige maand aan de orde is geweest, terstond antwoord
zou hebben gegeven. Inmiddels heeft de vergadering van de regioraad plaats
gevonden, zijn er andere situaties ontstaan en is er voor een groot deel
overeenstemming tussen het dagelijks bestuur van de regio en uw college
bereikt. Ik wil dit met voldoening vaststellen, maar het zou wenselijker
zijn geweest als uw college op het moment dat de interpellatie werd aan
gevraagd onmiddellijk had geantwoord, opdat de actualiteit niet verloren
was gegaan.
Mevrouw Van Nes is onder andere met name op de kwantiteit van de
afvaardiging ingegaan. Ik weet dat daarover in de regio verschillend wordt
gedacht, maar ik ben met uw college van mening dat deze kwestie op
korte termijn aan de orde zal moeten komen.
Voorts ben ik het met mevrouw Van Nes eens dat in de commissie
algemene zaken te weinig over dit punt is gesproken. U hebt in uw ant
woord aan haar wel een aantal data genoemd, maar ook in de laatste
vergadering van de commissie algemene zaken van 1 april kwam duide
lijk naar voren dat de gemeenteraadsleden van Breda die in de regioraad
zitting hebben onvoldoende op de hoogte zijn van de standpunten van Bre
da ten aanzien van bepaalde kwesties, zodat er een middel dient te wor
den gevonden om daarin verbetering te brengen. Ik geef nu weer wat in
de notulen staat en hetgeen derhalve ook tijdens de vergadering van de
commissie naar voren is gebracht. Dit geldt thans nog, want als leden
van de regioraad zijn wij inderdaad onvoldoende op de hoogte, hetgeen
tot gevolg had dat de regioraad in zijn vergadering van mei niet onmid
dellijk tot besluiten kon komen. De bezwaren werden op 3 mei ingediend,
dus vóór het aflopen van de gestelde termijn, maar niet op een zodanig
tijdstip dat de regioraad in staat was hiervan kennis te nemen en dit bij