618
20 JUNI 1974
zeer regelmatig in afdelingen en commissies over deze kwestie hebben ge
discussieerd, Vrijwel altijd is tijdens de vergaderingen in de vorm van me
dedelingen en standpuntbepalingen gezegd hoe de gang van zaken er met
betrekking tot de regio bijstond. Wel meen ik dat er alle reden is om over
een goede communicatie tussen de leden van Breda te denken, hetgeen dan
in algemene zin in de richting van de regioraad kan worden gebruikt. In
de regio is ook sprake van enige fractievorming, maar dit is iets heel an
ders dan dat de commissie algemene zaken het college van b. en w. over
allerlei kwesties in een vroegtijdig stadium -- mevrouw Van Nes heeft
daaraan terecht herinnerd -- zou moeten adviseren. Wat is namelijk vroeg
tijdig? Het college droeg bij de voorbereiding duidelijk een eigen verant
woording, terwijl de commissie van algemene zaken regelmatig op de
hoogte was gesteld, hetgeen in de toekomst ook het geval zal blijven.
Nogmaals wil ik herhalen dat naar mijn mening het college bij de voor
bereiding en de contacten met het dagelijks bestuur van de regio, waarom
dit bestuur zelf had verzocht -- de heer Kroon heeft eraan herinnerd dat
de leden van de raad daarbij ook betrokken waren -- op de juiste wijze
heeft gehandeld. Op 10 juni, toen de gewestregeling is aanvaard, is wel
gebleken dat dit alles niet zo eenvoudig is. Ook toen werd het ons weer
duidelijk hoe moeilijk het is de goede teksten te vinden. Ik wil mevrouw
Van Nes en de heer Kroon eraan herinneren dat op een gegeven moment
nog een ordevoorstel werd ingediend dat de regioraad niet heeft aanvaard.
Een aantal leden van de regioraad was namelijk van mening dat het nut
tig zou zijn bepaalde agendapunten onder andere met betrekking tot
de brandweer nog enige tijd aan te houden, teneinde alles goed rond
te krijgen. Dit laatste is ook de enige bedoeling van het college van bur
gemeester en wethouders en van het dagelijks bestuur van de regio. Ik
neem ook aan dat het uw enige bedoeling zal zijn de regio en in de toe
komst het gewest zo goed mogelijk te doen functioneren.
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik ben het toch met u oneens over het
functioneren van de commissie algemene zaken. Deze commissie is op
1 april voor het laatst bijeen geweest, maar sedertdien heeft er zich zo
veel afgespeeld en zijn er zo veel meningen te berde gebracht, dat zij
naar mijn mening op de hoogte-had moeten worden gebracht, temeer daar
verschillende leden van de regioraad in de commissie participeren endaar
voeling met de verschillende standpunten, met name met die van het colle
ge van Breda, moeten krijgen. Wij verkeerden echter volledig in het duis
ter, hetgeen ons functioneren binnen de regioraad zowel op 10 mei als
op 9 juni volkomen heeft lamgelegd. In mei had ik u ter gelegenheid van
mijn interpellatie een motie willen aanbieden, waarin ik u zou verzoeken
de commissie algemene zaken nog vóór de volgende regioraadsvergade
ring bijeen te roepen opdat wij een en ander met elkaar konden bespre
ken, maar ik heb daartoe niet de kans gekregen. Later hebben wij u dat
zelfde nog informeel gevraagd, maar u was daartoe niet genegen. Inmid
dels is gebleken dat wij daardoor weer in het ongerede zijn geraakt, want
de zaterdag vóór de vergadering van de regioraad kregen wij een brief van
een collegelid waarin nogmaals een groot aantal bezwaren tegen de op
handen zijnde regeling werd ingebracht. Ons ontbrak iedere mogelijkheid
om een duidelijk oordeel te vormen, want met wie konden wij daarover
nog spreken? Slechts een half uur voordat de vergadering begon bleek nog
overleg mogelijk te zijn, maar wij waren toen niet meer in staat een be
hoorlijk inzicht te verkrijgen, zodat wij op goed geluk met uw ordevoor
stel meegingen in de hoop dat wij juist handelden. Dit was toch wel een
onverantwoorde manier van bestuurlijk handelen die mij zeer heeft ge
frustreerd. Ik ben deze mening nog altijd toegedaan, want wij zijn er
nog in het geheel niet uit. U doet het net voorkomen alsof de verzwa-